Het Nederlands onbehagen heeft zich de afgelopen jaren verbreed (van stad naar platteland), verdiept (van migratie naar technocratie in den brede) en vergroot (van 1/5e naar 1/3e).
Of zoals een BBB-kandidaat me gisteravond zei: "D66 is toch van het onderwijs? Ik deed de Hogere Landbouwschool en heb 50 jaar ervaring. Waarom telt dat niet?"
Telkens zag hij anderen het voor het zeggen hebben. "Nu mogen wij."
Het laat ook zien dat de Grote Verbouwing van Nederland, waar bestuurders over praten, alleen lukt als je alle buren en betrokkenen in je plannen meeneemt. Want zij zijn het die de overlast ervaren.
Net als bij de verbouwing van je eigen huis eigenlijk (ik spreek uit ervaring).
Je zou het de opstand tegen het 'onwrikbaar vanzelfsprekende' kunnen noemen. De burger die zegt: hoezó ligt alles al in vast in wetten en verdragen?
Of, zoals een andere BBB-kandidaat gister tegen me zei.
"Hiermee zeggen we: mag ik ergens ook nog iets van vinden?"
We zagen verder een botsing die we vaker gaan zien de komende jaren (vb.: wolf). Tussen burgers die zeggen 'natuur is een prestatie van de mens' en burgers die zeggen 'natuur is een gegeven dat de mens moet beschermen'). Tussen beheersen en beschermen.
Volgens mij wreekt zich hier dat het gesprek over klimaat/natuur en milieu een gesprek van stedelijke progressieven is geworden.
Ooit liep rechts voorop in de conservatie-beweging.
Dat wordt de uitdaging voor wie klimaat/natuur aan het hart gaat: rechts opnieuw betrekken.
Zoals stedelingen begin deze eeuw zeiden: 'ik herken mijn buurt niet meer' zeggen burgers nu 'ik herken mijn land niet meer'.
In provinciehuis Zwolle klonk bijvoorbeeld een verlangen naar een andere debattoon. 'Hier lossen we problemen samen op, zonder elkaar kapot te maken.'
Dé spanningsvelden van de komende jaren zijn dan ook: die tussen urgentie en zorgvuldigheid, tussen de wereld van de kaart en die van het gebied, tussen voorlopers en de mainstream.
Jullie zullen het wel herkennen: vrienden, familie en bekenden die met allerlei statistiekjes aan komen. 'Zie je wel, die tweede golf valt nog reuze mee', lijken ze daarmee te zeggen.
Op het eerste oog hebben ze daar gelijk in.
De Nederlandse ziekenhuizen zitten nu op 67 % van het aantal opgenomen patiënten ten tijde van de piek van de eerste golf. Het aantal IC-patiënten is verhoudingsgewijs lager: 34 % van het aantal dit voorjaar.
Maar deze dinsdag hulde ik me in beschermende kleding en liep ik met ziekenhuismedewerkers in het ZGT Almelo over 'hun' covidafdelingen. En begon ik te begrijpen wat die 'tweede golf' zo anders maakt.