Mathijs Schiffers Profile picture
Jan 12, 2021 572 tweets >60 min read Read on X
We leven in rare tijden. Maar dit spant de kroon. Vannacht is het deksel van onze wc-pot verdwenen. Foetsie. Ik las laatst dat mensen sinds de lockdown meer vliegende schotels waarnemen (omdat ze in wanhoop naar boven staren?). Hoe dan ook, mocht u er een spotten - meld u... Image
Inzake het wonderbaarlijke incident met het wc-deksel in de nacht... We hadden gister een (Russisch sprekende, maar dat doet niet ter zake, toch?) klusjesman over de vloer die een door een lekkage bij de buren aangetast muurtje kwam overschilderen...
Nu moet je opletten met beschuldigingen, zeker als het buitenlanders betreft. Maar de beste man heeft ook wat spotjes in t plafond verwisseld. Zou t kunnen dat hij daarbij op de wc-pot is gaan staan, waarbij het deksel is gebroken, en hij dacht: die kan ik maar beter meenemen?...
Dit is de plausibelste theorie die wij nu kunnen bedenken. Morgen komt ie terug om het muurtje af te maken. Als hij geen deksel onder de arm heeft, wat dan?...
En dan te bedenken dat ik in eerste instantie mijn vrouw de schuld gaf. 'Waarom heb jij afgelopen nacht het deksel van de wc-pot gesloopt?' Ik heb wat te repareren, en dan heb ik het niet over de wc...
Enfin, vandaag keert ie dus terug, onze klusjesman, die overigens Pool blijkt te zijn, ik moet eens ophouden om iedereen die IJzeren Gordijnerig klinkt als Rus te beschouwen...
Anyway, ik meteen terzake. In het Engels. We leven in België tenslotte. Hij past zich maar aan. 'What about our toilet?', vraag ik. Hij: van toeten noch blazen...
Wel vraagt ie waar ik dat ergonomisch verantwoorde kussen vandaan heb dat in de burostoel op mijn werkkamer ligt. Precies wat hijzelf ook zoekt, zegt ie. Hier heeft u het kussen in kwestie, een geschenk van mijn vrouw, waar ik louter op zit uit respect voor haar: Image
Hoe weet de man van dat kussen? Wat deed hij in mijn werkkamer, waar GEEN spotjes te wisselen waren zoals op het toilet? Wat moet een klusjesman met een kussen dat duidelijk bestemd is voor zitwerkers zoals ik en niet voor hem? Zoveel vragen.
Nu je het zegt: het kussen heeft wel wat weg van het toiletdeksel dat ons op immer onopgehelderde wijze is ontvallen. Zou de man er toch iets mee van doen hebben?... Spaart hij stiekem witte, enigszins ovaalvormige objecten?... Je weet het soms niet.
Hij heeft het muurtje afgelakt en zei bij vertrek: 'Hier is mijn nummer. Als je me ooit nog nodig hebt, of weet waar je vrouw dat kussen vandaan heeft, bel me dan.' - Hmmm. Bellen. Misschien komt het er nog eens van. Ik heb hem nog op mijn suspect-lijstje staan...
Voor nu nog een foto van wat ooit was: ons toiletdeksel in full swing... Image
Gisteravond toch maar weer eens met mijn vrouw gebabbeld over de kwestie met de verdwenen wc-deksel. Ze komt uit Turkmenistan. Volgens sommigen benadruk ik dat graag omdat ik dat interessant vind. Klopt wel. Haar man komt uit Helmond. Zeg nou zelf.
Enfin. Ze praat wel eens over haar jeugd. Hoe bar en boos het was. Wekenlang verplicht boomwol plukken voor de staat. Dat soort dingen. Een oom van haar had een pot goud in zijn tuin begraven, maar weet niet meer waar en is gek geworden…
Enfin. Turkmenistan is niet arm. De president leeft in weelde. De bevolking niet. Zo een land. Mijn vrouw ging weg, volkomen terecht, en meent nu dat ze rijk is, wat niet klopt. Wel hebben we twee toiletten, waarvan nu dus één zonder deksel…
Laatst, ruim voordat deze historie aanving, zei ze eens: ‘Wij hadden vroeger een hutje in de tuin met een gat in de grond. Dat was onze wc.’ Soms stuurt ze dingen naar haar familie die we zelf ook nog gebruiken konden. Dus ik vroeg haar… Je kunt het eerlijk zeggen, zei ik…
Maar niks. Met een kop vol gedachtes viel ik in slaap. Naast een Turkmeense met een getroebleerd wc-verleden. Toen ik wakker werd was er sneeuw. En dit… Voetstappen… Op ons dakterras... Vers nog... Ik word gek. Image
Ik ben een tobber, zegt men. Malen, woelen. Ik zou mezelf vastdraaien. Onzin, vindt mijn moeder. Ik ben simpelweg anders, zegt zij, mensen kunnen me niet bereiken, omdat ik genoeg heb aan mezelf en mijn gedachten. Dus proberen ze me een complex aan te praten.
Ik was de makkelijkste van de drie, zegt mijn moeder. ‘Jij kon uren alleen spelen. We hadden geen kind aan je.’ Soms pakte ze dan iets bij me weg, een legosteentje of zo. ‘Om te zien of je er erg in had.’ En? ‘Altijd. Dan begon je hard te huilen.’ Zoiets laat sporen na.
Over sporen gesproken. De stappen in de sneeuw weet u nog. Ze voeren naar de hoek van ons dakterras. Vandaar gaat een pijp naar de tuin van de buren. Aziaten. Of Zuid-Amerikanen. Pin me er niet op vast. Ze stoken graag vuurtjes. Hoe brandbaar is mijn wc-deksel? Zochten ze meer? Image
Bij de buren begon het. Hun dakgoot was verstopt. Het begon te regenen, de boel stroomde over via een kier onze huiskamer in. De huisbaas liet het herstel over aan een Pool met een fetisj voor witte, rondige objecten. Sinds hij bij ons was, heb ik de wc-deksel niet meer gezien.
Noem mij een tobber. Maar al wat ik doe is vragen stellen. Ik zie een samenspanning van figuren die mij proberen te – ja, wat eigenlijk? Wilden ze zien of ik het door zou hebben, zoals mijn moeder vroeger? Een wc-deksel, FFS!
Terwijl ik de casus vanmorgen overpeinsde, aan de rand van ons dakterras, kwam mijn Turkmeense vrouw naast me staan. We hadden afgesproken het #wcdekselmysterie te laten rusten. Maar zij heeft daar meer mee te winnen dan ik.
After all: zij zag tot haar 20ste geen echt toilet. En het duurde nog langer eer ze een wc-deksel zag dat langzaam inzakt, zoals wij hebben. Hadden. Zij is degene met een motief en een zwak alibi. ‘Ik lag naast je’, zegt ze steeds. Ik sliep, me van geen onheil bewust.
Ze probeerde de aandacht te verleggen. ‘Nog een week dan ben je 50. In Turkmenistan zeggen we dan: als de herfst komt, raken de hersenen beneveld.’ Mij complexen aanpraten, het gebeurt vaker. ‘Weet je al wat je wil?’, vroeg ze. ‘Ik wil dat alles weer werd zoals het was’, zei ik.
Toen zei ze: ‘Je weet toch dat ik gistermorgen in alle vroegte naar buiten ben gegaan om de sneeuw op mijn gezicht te voelen neerdalen? Zo licht. Zo vrij. Zou jou ook goed gedaan hebben.’
Maar zo makkelijk ging dat niet. Ze heeft maat 36. De sporen duiden op grotere voeten. Ze had overal een antwoord op. ‘Ik had jouw sloffen aan, dommie.’
Ik liet deze woorden even op me inwerken. Toen verloor ik mijn zelfbeheersing. IK ZOU WILLEN DAT IEDEREEN DIE ZICH IN EN ROND MIJN HUIS BEGEEFT MET ZIJN/HAAR TENGELS VAN MIJN SPULLEN AFBLIJFT!!!
Onder mij zag ik een groep Aziatische Latino’s hun tanden bloot grijnzen. Onderwijl pookten ze hun vuurtje nog eens op.
Wij zijn citizens of nowhere. Mijn vrouw is Turkmeens, zoals ik niet genoeg kan benadrukken. Mijn dochtertje werd geboren in Duitsland, mijn zoontje in Engeland. Zelf kom ik uit Helmond, wat ook niet helpt. We wonen tegenwoordig in België.
Dit zou allemaal irrelevant kunnen zijn voor het hier op te lossen vraagstuk – waar is het deksel van mijn plee – maar dat is het niet. Bent u wel eens bij burgers van nergens over de vloer geweest? Een kakofonie van talen, waarbij er altijd eentje is die de rest niet verstaat.
We spreken thuis Nederlands, Vlaams, Brabants, Duits, Teletubbies en een vleugje Engels. Tot zover geen probleem. Dat wordt het pas als vrouw en dochter Russisch gaan praten. Mijn zoontje staat daar steeds vaker bij. Waarover, in vredesnaam, gaan deze heimelijke beraadslagingen?
Ik zou Russisch kunnen gaan leren. Maar die tijd heb ik niet. We hebben van doen met een acuut dekselprobleem. De deksel of het deksel. Het mag allebei heb ik begrepen. Wat niet mag is iemands wc-deksel meenemen zonder daartoe toestemming te vragen. En dat is wat hier gebeurd is.
De ernst van de zaak lijkt de rest v mijn gezin te ontgaan. Om wat focus te krijgen wees ik ze op wat de Vlaamse viroloog Steven van Gucht zei: doe eerst je toilet dicht voordat je spoelt, anders verspreid je corona via aerosolen. Een deksel als mondkapje. hln.be/nieuws/viroloo…
Denkt u dat het hielp? Forget it. Iemand zei mij dat je kleine kinderen als eerste verdachten moet aanwijzen als er iets niet meer klopt in je huis. Ik snap wat ie bedoelt. Van mijn leesbril hebben mijn kids ooit een autootje proberen te maken.
Mijn stropdas vond ik terug om de nek van een speelgoedeend. Maar komaan de een is 4, de ander 2 en een wc-deksel is geen vulpen. Bovendien: de lijst met suspects is al lang genoeg:
We hebben een Poolse klusjesman met voorliefdes voor witte objecten die je onder de arm kunt meenemen en een Turkmeense echtgenote die graag westerse spullen naar 'huis' stuurt met een oom die goud in zijn tuin begroef, maar niet meer weet waar en opgevrolijkt moet worden.
Daarnaast zijn er een paar Latino- dan wel Azië-achtige buren-van-nergens die graag vuurtjes stoken in hun tuin en daar materiaal voor nodig hebben. Ik wil de verdachtenlijst liever inkorten dan uitbreiden en me niet verliezen in zijpaadjes die doodlopen.
We moeten naar een oplossing toe. Maar toen maakte ik het bed van mijn jongste op. Dit vond ik onder zijn kussen… Image
Er moet me iets van het hart. Jarenlang schrijf ik over louche zakenmannen, klimaatproblemen, Brexit. Grote thema’s. Geen hond toont interesse. Nu verhaal ik over de wonderbaarlijke verdwijning van mijn wc-deksel en heb ik jullie aandacht.
Wat zegt dat over mij? Hoe ondermaats heb ik jullie door de jaren heen bediend? Weet ik niet wat mijn lezers belangrijk vinden? Ben ik out of touch met de maatschappij?
Vergeef me. Ik ben in een reflecterende bui. Nog een paar dagen en dan ben ik 50. Ik heb best wat overwinningen geboekt. Maar vanaf nu begint het grote verliezen. Moet ik me erbij neerleggen? Is de curieuze verdwijning van de deksel een nederlaag die ik moet accepteren?
Misschien ben ik al langer aan het verliezen. Mijn haren ben ik al kwijt, de artrose rukt op en vorig jaar belde ik de krant waarvoor ik werk om te vragen waarom ze voor een kleiner lettertype gekozen hebben. Het bleek aan mijn ogen te liggen.
Misschien heeft mijn vrouw, die uit Turkmenistan komt, gelijk. Over de Grote Vijf zei ze: ‘Bij ons zeggen we dat als de herfst komt, de hersenen beneveld raken.’ Treedt het geestelijk verval bij mij ook sneller in dan bij anderen, net zoals het fysieke verval? Zie ik ze vliegen?
Een man in mijn omstandigheden moet sterk in zijn schoenen staan. Ik word omringd door figuren die er blijkbaar genoegen in scheppen mij aan het wankelen te brengen. Sommige van deze figuren wonen zelfs bij mij in.
Ik vorm een gezin met ze. Ik voorzie ik hun levensonderhoud. Maar ze hebben er geen problemen mee in het Russisch met elkaar te konkelen als ik in de buurt ben. Is dat normaal?
Kijk, ik ben niet gek, wat anderen me ook willen doen geloven. Als ik enerzijds een wc-deksel mis en anderzijds wat gereedschap vind onder het kussen van mijn zoon (foto), dan kan ik ook A en B met elkaar laten rijmen. Image
Maar ik ben niet gek. Een jongen van twee die in het holst van de nacht een wc-deksel losschroeft zonder iemand wakker te maken? Ik ben niet gek.
Er is iemand die mijn zoon – die ik nog mijn kamp in hoop te trekken - de schuld in de schoenen wil schuiven. Dus ik heb tegen niemand wat gezegd en het gereedschap teruggelegd. Nu eens zien wat er gebeurt als hij zijn hoofd tegen de hamer stoot en hard begint te huilen.
Eens zien wie zich dan ongemakkelijk gaat voelen.
Ik kan dit. Ik heb - niet dat het jullie interesseert, maar toch -, ik heb geldstromen kunnen ontleden van frauderende zakenlieden waarvoor ik een web aan transacties moest ontknopen tot in vage Caraïbische oorden aan toe. En IK zou een wc-deksel niet terug kunnen vinden?
Er komt natuurlijk een moment dat ik een nieuw deksel moet bestellen. Maar dan erken ik mijn nederlaag en dat is precies wat ze willen. Oh kijk, hij gaat verder met zijn leven. Hij is het deksel vergeten. Zoiets.
Never. Ik laat dit niet over mijn kant gaan. En in de tussentijd probeer ik bij zinnen te blijven. Niet eenvoudig. Gister sneeuwde het weer eens. Een jochie roetsjte een heuvel af. Ik ben op hem afgestormd. Ik meende dat hij mijn deksel als slee gebruikte.
Ik moet mijn koppie erbij houden. Maar het knettert daarboven. Want nog even over dat gereedschap in mijn zoons bed. De hamer en schroevendraaier komen uit mijn gereedschapskist, wat een duidelijke clou is. Maar de tang? Die niet…
Ik zou willen dat dit een blijspel was. Zo een grappige klucht op het toneel waarbij jullie, als publiek, mij kunnen waarschuwen. ‘Kijk uit, achter je!’
Maar dit is geen blijspel. En ik ben geen Joop Doderer. Ik ben een EU correspondent en zou onderzoek moeten doen naar Europese inkoop van #coronavaccins etc. In plaats daarvan verlies ik mezelf in een koddig vraagstuk over verloren huisraad.
Er was iemand die zei: waarom ga je niet naar de politie? Ach, sommige mensen. Ze weten niet beter. Mijn wc-deksel opgeven als vermist? Ik zie de posters al hangen in ons dorp. Image
Ik zou nagewezen worden. Kijk daar loopt een man die zijn wc-deksels niet onder controle heeft! Je weet hoe dat gaat in zo’n gemeenschap.
Bovendien: als de Poolse klusjesman met zijn obsessie voor hebbedingetjes met zitvlakassociaties of die pyromanen van hiernaast – die ook wel eens wat anders willen stoken dan dorre takken - de enige verdachten waren, dan zou de politie een optie zijn. Nu niet.
Het is immers heel wel mogelijk dat de dader zich onder mijn gezinsleden bevindt. Mijn vrouw, die uit Turkmenistan komt, heeft een duister verleden waarbij de afwezigheid van een wc een trauma lijkt te zijn. En misschien wordt het tijd mijn dochtertje ten tonele te voeren.
Ze is een 4-jarig prinsesje. Maar van een verraderlijk soort. Ik zag haar eens door het dorp lopen verkleed als engel. Ze zag er prachtig uit. Maar in haar vleugels herkende ik mijn favoriete overhemd. Althans wat er van over was. Ze heeft het nooit toegegeven.
Had ze een wc-deksel nodig voor een of andere knutselopdracht op school? Heeft mijn Turkmeense echtgenote, die vindt dat mijn belangen ondergeschikt zijn aan die van onze kinderen, haar geholpen?
Ik moet het onder ogen komen: ook om mijn prinsesje hangt een zweem van medeplichtigheid.
Maar ik zou natuurlijk niet willen dat mijn gezinsleden door een busje worden afgevoerd. Neemt niet weg dat ik dit tot op de bodem ga uitzoeken. Nu is het een wc-deksel. Morgen zijn het de gordijnen. Ik moet hier korte metten mee maken.
De enige die wat mij betreft off the hook is, is mijn zoon van 2. Die kan weliswaar 3 blokken op elkaar zetten. Maar dat volstaat natuurlijk niet om een wc-deksel te ontkoppelen.
Toch voltrekken zich ook rondom hem opvallende zaken. Ik had al verteld dat ik gereedschap in zijn bed aantrof. Een hamer, een schroevendraaier en een tang. Die eerste twee zijn van mij, maar die laatste niet. Geen idee waar die vandaan komt.
Ik heb het onder zijn kussen gelaten, gedaan alsof ik het niet gezien heb. Dit in de vage hoop dat het iets zou opleveren wat me dichter bij de oplossing van dit mysterie brengt.
Maar ik raak alleen maar verder van koers. Dit was gisteren de situatie in zijn bed: Image
Dit is zoals de situatie behoort te zijn: Image
Maar dit is wat ik vanmorgen aantrof: Image
Iemand heeft grote plannen hier. Wie? Wat? Waar? Hoe?
Ik heb mijn vrouw ontmoet tijdens een vakantie op Lanzarote. Op de boulevard van Arrecife botsten we tegen elkaar op. Ciao, zei ze. Een Italiaanse, dacht ik. Of een Spaanse die Italiaans spreekt.
Maar ik zat mis. Land van herkomst bleek Turkmenistan te zijn. Ze was onder de indruk van het feit dat ik wist waar dat lag. Veel verder kwamen we aanvankelijk niet. Want ze sprak nauwelijks Engels. En ik geen Turkmeens of Russisch.
Gelukkig sprak ze wel Duits. ‘Ik woon alweer tien jaar in Duitsland’, zei ze, ‘in Bochum om precies te zijn.’ Ach so. Dat is niet ver van Helmond, riposteerde ik. En van het een kwam het ander.
Vakantieflirt, was mijn gedachte eenmaal terug in Londen, waar ik toentertijd woonde. Tot ze opeens onaangekondigd op de stoep voor mijn deur stond. Toen wist ik dat ik geen andere keus had dan om me over haar te ontfermen. Wat ik met liefde deed.
Ze wist dingen die ik niet wist. Toen ze twee jaar later zwanger was en we besloten dat Londen voor ons soort mensen beter is dan Bochum, wist ze waar we het beste konden trouwen: op een eilandje bij Denemarken waar ze niet moeilijk doen over een papiertje meer of minder.
Zo geschiedde, onder het toeziend oog van een lokale keuterboer die bijverdiende als getuige. Na ieder exotisch stel dat hij hielp huwen – het is lopende band daar – dronk hij gezellig een borreltje mee. Zo kwam hij, stomdronken, de winter door.
In de jaren die volgden deed mijn vrouw haar Turkmeense verleden stukje bij beetje uit de doeken. Ze vertelde over haar oom die een pot geld in zijn tuin begroef – Joost mag weten waarom – en niet meer weet waar, wat hem tot waanzin dreef.
En ze vertelde over de drugsgolf die in de jaren negentig, toen de Sovjet-Unie uiteen viel en Turkmenistan zelfstandig werd, over het land spoelde. Ook in haar familie gingen er enkele voor de bijl. Ze moesten dan alle huisraad verkopen om de drugschulden af te lossen.
Ik dacht daaraan terug toen ik naast mijn vrouw op de bank zat. Huisraad. Verkopen. Maar daar stopte ik. De afgelopen dagen heb ik de blik teveel intern gericht gehad. Het wordt tijd om weer eens naar buiten te kijken.
Daar lopen ook nog wat figuren rond die best eens wat van doen kunnen hebben met het mysterie van de verdwenen wc-deksel.
‘Vind je t erg als ik dat ergonomische kussen dat op mijn burostoel ligt, weggeef?’, vroeg ik mijn vrouw. ‘Ik krijg er rugpijn van.’ Mijn vrouw leek er niet mee te zitten. ‘Weet je iemand die je er blij mee kunt maken?’, vroeg ze. De Poolse klusjesman, zei ik. 'Die zoekt zoiets.'
Met het kussen zou ik hem teruglokken naar de plek van het delict. Eens zien hoe de man zich staande houdt tussen de brokstukken die hij hier achterliet.
Mijn vrouw haalde haar schouders op. ‘Als je de arme man maar niet lastig valt met dat wc-deksel mysterie van je. Want daar hebben we onderhand wel genoeg van met zijn allen.’
Hmmm, zei ik.
De Poolse klusjesman had geen aansporing nodig. Hij wilde het ergonomische kussen dat ik van mijn Turkmeense vrouw had gekregen, en waar hij zijn oog op had laten vallen toen hij hier kwam schilderen, immer graag hebben. ‘In 'n half uurtje ben ik bij je’, zei hij in brak Engels.
Ik noteerde: binnen een half uurtje kan hij hier zijn. Hij is dus niet ver weg. Ik weet niet wat dat zegt, maar het kan belangrijke informatie zijn. Ooit, als de puzzel bijna gelegd is, kan dit het ontbrekende stukje wezen.
Het was me niet ontgaan dat de Poolse klusjesman blijkbaar niet bang was om in een val te trappen. Ik heb de mij ontvallen wc-deksel – pièce de résistance van deze tragikomedie – voor het laatst gezien VOORDAT de Poolse klusjesman hier kwam schilderen (en spotjes verwisselen).
Natuurlijk, dat wil nog niet zeggen dat hij hem heeft meegenomen. Maar het feit dat er geen braaksporen zijn en ik hem even alleen liet toen ik wat luiers moest halen, is een omstandigheid die niet te negeren valt.
Hoewel het ook heel goed kan dat hij de deur naar het dakterras heeft opengezet waarna de wereldburgers van hiernaast, die graag vuurtjes stoken, ’s nachts hun slag sloegen. Dan wel dat het Russisch sprekende smaldeel in mijn gezin er wat mee van doen heeft. Nu ja, smaldeel…
Enfin. Ik wist wat me te doen stond. Ik zette een immense pot met thee. Drinken zal hij. Totdat hij het niet meer houdt en naar het toilet moet.
Toen de Poolse klusjesman 22 minuten later (!) aanbelde, was ik tot mijn tanden toe voorbereid. ‘Wchodz!’, snaauwde ik (want dat doen Oost-Europeanen, dat is niet onvriendelijk bedoeld). Hij lachte. Image
Daarna liet ik hem drinken. Hij keek telkens op zijn horloge. Maar ik hield hem binnenskamers door uitgebreid te laten zien wat je allemaal kunt doen met het kussen dat ik op het punt stond te offeren voor een groter doel.
Toen zei hij de woorden waar ik al die tijd op wachtte: ‘I must piss.’ Ik knikte. Hij wist natuurlijk prima waar het toilet zich bevindt. Maar - geslepen hoor - hij deed alsof hij hulp nodig had. Ik wees hem de weg, mijn gezicht in de plooi.
Als klusjesman MOET hij bij terugkomst iets zeggen over het ontbrekende onderdeel van mijn toilet, had ik me bedacht. Zo niet, dan komt hij subiet bovenaan de verdachtenlijst te staan. Niet dat ie er anders vanaf gaat. Maar dit zou een moment kunnen zijn van een eerste shifting.
Toen, alsof de duvel er een hand in had, ging mijn telefoon. Een kennis van twee straten verderop. Ik drukte hem weg. Maar hij belde weer. Mijn zoontje (2) speelt nog wel eens bij ze. Vooruit dan. ‘Hoi, hoi, ik ben druk, maar wat is er?’
Aan de andere kant van de lijn klonk een tirade die ik moeilijk kon verstaan, maar die eindigde met de woorden: ‘Jouw zoon is een kleptomaantje.’
Welja. Mijn zoon is zowat de enige in mijn omgeving die nog deugt. En nu dit. Mensen menen tegenwoordig dat ze zomaar iedereen kunnen beschuldigen. ‘Hoezo? Waarom dan wel?’, bitste ik.
Maar toen werd het ongemakkelijk. De kennis miste gereedschap. Een tang. Een veil. Een schroevendraaier. Telkens als mijn zoon op bezoek was geweest, was zijn gereedschapskist leger geraakt.
Ik snelde naar boven naar de slaapkamer van de kleine, tilde zijn dekbed op en hapte naar adem. Djezus… Dit is geen half werk… Image
Toen ik de kennis tot bedaren had gebracht en weer beneden kwam was de Poolse klusjesman gevlogen. De deur stond nog open, het ergonomische kussen had hij achtergelaten…
veil=vijl
Kent u ze ook? Mensen die zeggen dat ze niet tegen onrechtvaardigheid kunnen. ‘Waar kunt u echt heel slecht tegen?’ ‘Onrechtvaardigheid’, zeggen ze dan, alsof ze de buitenwereld willen overtuigen dat ze deugen, dat ze zelf van onbesproken gedrag zijn.
Mijn advies? Wantrouw juist déze mensen. Want dat onrechtvaardigheid irritant is, is een open deur die mensen zoals u en ik niet hoeven in te trappen. Stel mij de vraag waar ik slecht tegen kan en ik kom met dit lijstje:
1.Verpakkingen die snijwonden geven bij het openen 2.Apparaten met vuistdikke handleidingen 3.Hagelslag op de grond na het ontbijt
Wil niet zeggen dat ik niets weet van onrechtvaardigheid. In een eerder leven was ik jurist. Mijn werkgebied: Helmond en de landerijen daaromheen. Ik was er snel mee klaar moet ik zeggen.
Een boer vond het onrechtvaardig dat hem bij een ruilverkaveling een stuk grond was toebedeeld ‘waar geen aardappel op groeit’. Tijdens een veldbezoek bleef ik met mijn dure pak eerst achter het prikkeldraad hangen om bij een andere omheining geëlektrocuteerd te worden.
Daarna moest ik een burenruzie oplossen. De een was boos op de ander en had over de heg een vuilniszak leeggeschud. De ander vond dat onrechtvaardig en wilde dat ik ging bemiddelen. ‘Maar pas op, hij is agressief.’
Ik vluchtte de journalistiek in, maar ben artikel 162 van het Burgerlijk Wetboek over onrechtmatige daden niet vergeten. Ik vind het onrechtvaardig dat iemand mijn wc-deksel heeft meegenomen. Maar is de actie ook onrechtmatig?
Als de Poolse klusjesman erachter zit, lijkt me dat evident. Hij sloeg gisteren op de vlucht, net nadat ik hem in de val gelokt had met mijn ergonomische kussen. Hij staat nu op de eerste plaats van mijn lijst met potentiële daders.
Mochten de Latijns-Aziatische vuurtjesfanaten van hiernaast de daders zijn – via de regenpijp en het dakterras kunnen ze bij mijn woonkamer geraken, vanwaar het nog maar een klein eindje is naar het toilet - dan biedt artikel 162 ook soelaas.
Maar wat als het toch mijn vrouw is, al dan niet in samenspraak met mijn 4-jarige dochter? Mijn vrouw komt uit Turkmenistan, zoals u zich misschien nog kunt herinneren. Dat is een land waar je vandaag iets kunt bezitten, terwijl morgen blijkt dat het van de president is.
Wij zijn op een winderig Deens eilandje met een lokale keuterboer als getuige getrouwd - en nu komt ie – IN GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN. Zij had dus net zoveel recht op de wc-deksel als ik.
Ze was bevoegd deze bijvoorbeeld te sturen naar een oom in haar vaderland, die ooit een pot goud in zijn tuin begroef, maar niet meer weet waar en daarom wel een verzetje kan gebruiken.
Als de beste man mijn deksel nu ook in de Turkmeense aarde heeft verstopt - opdat de president er geen weet van krijgt - kan ik dat allemaal heel onrechtvaardig vinden. Het is niet per se onrechtmatig.
In de klas van mijn dochtertje hebben ze iedere week een ander thema. Afgelopen week was het thema: de ruimte. De sterren, de maan. Ufo’s? De kinderen nemen dan spullen mee om het thema mee te verbeelden. Er is weinig fantasie voor nodig… Is dat onrechtmatig jegens mij?
En dan nog een veel fundamentelere vraag: wij huren deze woning. Is het wel MIJN wc-deksel? Moet ik niet als de wiedeweerga de huisbaas waarschuwen? Loop ik het risico zelf EEN ONRECHTMATIGE DAAD te begaan als ik dat niet doe?
Dat zou pas onrechtvaardig zijn, hoor ik u denken. Dank daarvoor. Maar wat ik wil zeggen, is dit: deze kwestie, dit curieuze incident, waar sommigen lacherig over doen, maar dat mijn leven drastisch overhoop heeft gehaald, is een hersenbreker van heb ik jou daar.
En weet u wat het ergste is? Van de weersomstuit ben ik vanmorgen vergeten de vuilniszakken buiten te zetten. Nu zit ik dus nog een week langer opgescheept met zakken vol stinkende luiers. Als ik ergens slecht tegen kan.
Ik wilde nooit kinderen. Ze zouden, zo vreesde ik, fenomenale stoorzenders zijn bij dat wat ik het liefst doe: mijmeren over heldenverhalen waarin ikzelf de hoofdrol speel.
Partners hield ik aan het lijntje door te zeggen dat kinderen krijgen ‘niet boven aan mijn prioriteitenlijstje’ staat, zonder de deur dicht te gooien. Dat ging goed tot het niet meer goed ging en ze mij verlieten.
Het werd anders toen Miss Turkmenistan – zoals ik mijn vrouw tijdens schalkse momenten pleeg te noemen - mijn leven infiltreerde. De delay and play-tactiek was geen optie meer. Ik was de veertig voorbij, mijn speeltijd zat erop.
Zij zette me voor het blok: als je wil dat ik je red, moet je dit voor me doen. Ik wilde dat ze me redde. En ik moet zeggen: mijn kinderen hebben mijn leven verrijkt, mij van andere perspectieven voorzien. Ik ben wel steeds vaker spullen kwijt.
Mijmeren doe ik nog steeds. Hoewel niet meer over heldenepossen, maar over praktische zaken. In Turkmenistan is een dik pak sneeuw gevallen, zo vernam ik vanmorgen. Dat is geen unicum, maar ook niet gebruikelijk. Maakt het mijn zoektocht eenvoudiger?
Mocht mijn wc-deksel nog niet gearriveerd zijn bij de oom van mijn vrouw dan zal de bevroren grond er voor zorgen dat hij deze voorlopig niet kan begraven naast de pot met goud, die hij niet meer traceren kan. Dat maakt terugvorderen van het kleinood een stuk eenvoudiger.
Aan de andere kant: mocht hij de deksel al ontvangen hebben en in de grond gestopt VOORDAT de weergoden het fascinerende Centraal-Aziatische land onder een dikke witte laag bedekten, dan vind ik die voorlopig niet meer terug. En die oom al helemaal niet.
Maar eerlijk gezegd maak ik me hier niet zo druk om. De Poolse klusjesman is nu mijn prime suspect. Hij ontvluchtte de plaats van het delict nadat ik hem – via een listige truc met mijn ergonomische kussen en een grote kan thee – danig in de problemen had gebracht.
Hij pleegde een onrechtmatige daad door het wc-deksel te ontvreemden, hoewel deze daad waarschijnlijk alleen onrechtmatig is jegens de huisbaas en niet zozeer jegens mij. Maar ik heb besloten over deze juridische muggenzifterij heen te stappen. After all:
IK ben degene die last heeft van zijn daad. Dus IK ben degene die gerechtigd is tot actie. Los daarvan: IK ben de held van dit epos. En niet mijn huisbaas. Dus IK ben degene die hier recht mag zetten wat krom is.
Dat voorrecht kan ik niet uit handen geven aan iemand die tot nu toe niets anders heeft gedaan dan mijn huur incasseren en die bovendien een belangenconflict heeft: mijn huisbaas houdt mogelijk net zo lief geld in van mijn borg dan dat ie zich vermoeit met deze zoektocht.
Het is tussen mij en de Pool nu. Maar hoe krijg ik hem terug naar de plek waar hij verstrikt dreigde te raken in zijn eigen leugens, totdat een kennis interrumpeerde met de claim dat mijn zoon (2) kleptomaan is, een claim die dichter bij de waarheid ligt dan aanvankelijk gedacht?
Daarover brak ik gisteren, twee dagen voor mijn vijftigste verjaardag, mijn hoofd. Het zal niet verbazen dat een onrustige nacht mijn deel was. Uiteindelijk werd ik gillend wakker uit een droom waarvan dit beeld is blijven hangen (tot einde kijken):
Er waren slingers. Er was zelfgemaakt gebak. Het lang zal hij leven klonk, met Turkmeense, Duitse en Vlaamse tongval. Mijn vijftigste verjaardag is niet ongemerkt voorbij gaan. En dat is een understatement.
Een reconstructie. Ik sta om half zeven op om in de keuken wat kranten te lezen. Als ik daar zit is de kans dat ik iemand wakker maak het kleinst en heb ik een uurtje of wat voor mezelf. Dat kan ik de rest van de dag vergeten.
Ik zend via dit medium een zoekertje de wereld in: vijftig jaar geleden werd ik geboren en nu ben ik bestolen van een wc-deksel, help me, zo is de boodschap. Er volgen felicitaties en iemand niet ver van hier laat zelfs weten ‘op de loer’ te liggen. Hartverwarmend.
Kort daarna begint het gestommel boven. Weer niet veel later dalen de troepen die mijn gezin vormen af en word ik gesommeerd me in de woonkamer te melden.
Dat is het moment waarop dit redelijk overzichtelijke drama over een verdwenen kleinood, dat ik bijna opgelost had, verandert in een verwarrende geschiedenis waarbij mijn oorspronkelijke daderprofielen op zijn kop staan.
De transformatie vindt plaats op het moment dat ik de woonkamer betreed, die toegang geeft tot het dakterras, vanwaar een regenpijp naar de tuin van de vuurtjesminnende buren voert. Mijn gezin staat opgesteld op de tegels voor de BOEKENKAST om mij toe te zingen.
Van links naar rechts: mijn vrouw (Turkmenabat, 1984), mijn dochter (Bochum, 2016), mijn zoon (Londen, 2018). Een internationaal koor, zeg dat. Ikzelf, losgeweekt uit de Brabantse klei, zit op de bank tegenover hen. Hoofd in mijn handen. Wat is er gebeurd?
Kijk, een vijftigste verjaardag is een moment voor reflectie. Wat heb ik bereikt? Wat wil ik nog bereiken? Lig ik nog op koers voor het bereiken van de heldenrol die ik altijd voor mezelf zag weggelegd? Moet er een schepje bovenop?
In mijn geval zijn er twee tastbare resultaten te overleggen. Twee boeken. Eentje over louche zakenmannen. Eentje over Brexit. Het zijn, al zeg ik het zelf, geestige vertellingen geschikt voor een groot publiek, dat er nimmer kwam. Geen best-sellers dus. Maar non-sellers.
Ik probeer me dat zo min mogelijk aan te trekken. Er zijn mensen die voor het slapen gaan nog even naar hun kinderen kijken, hen een aai over de bol geven. Ik blader altijd nog even door mijn twee boeken heen en lach dan om zinnen die ikzelf geproduceerd heb. Ieder zijn ding.
De onverkochte exemplaren gebruikte ik om de lege plekken in mijn boekenkast op te vullen. Zo leek het nog wat. Trek ze er tussenuit en je krijgt hiaten die vele malen groter zijn dan het gat van ons toilet, dat ik niet meer kan toedekken.
En dat is precies wat er gebeurd is. Mijn boekenkast is geplunderd. In de nacht waarin ik vijftig werd is mijn boekenkast leeg getrokken. Er zijn boeken verdwenen. MIJN boeken. De rest staat er nog. Alsof iemand me duidelijk wil maken dat ik NIETS bereikt heb tot dusver. Image
Misschien dat u nu afhaakt. Die wc-deksel vond u nog grappig. Mijn boeken hebben u toch al nooit geïnteresseerd. Maar om u bij de les te houden: we zijn geëvolueerd van een enkelvoudige diefstal naar een koelbloedige karaktermoord, althans een poging daartoe. Heb ik uw aandacht?
Terug naar dat moment in de woonkamer. Terwijl het gezelschap dat voor mij staat zijn best doet de stemming erin te houden, ruik ik brand. Instinctief kijk ik naar de dansende vlammetjes van de kaarsjes die prijken op de taart die voor me staat. Maar het komt van buiten.
Ik trek woest de schuifdeur open, sprint het dakterras over, naar de rand met daaronder de regenpijp. Ik werp een blik naar beneden. Daar staat: een dozijn Latijns-Aziatische figuren, de handen warmend aan een stevig vuur.
Een van hen, die met die brede spleet tussen zijn tanden, heeft het lef een deuntje te fluiten. Happy Birthday, meen ik te horen.
Iemand wees me erop dat er veel buitenlanders prijken op het lijstje met verdachten dat ik opstelde na de curieuze verdwijning van mijn wc-deksel. Een Poolse klusjesman. Een Turkmeense echtgenote. Een Russisch sprekend dochtertje. Die Aziatische Latino’s van hiernaast.
Hij liet de term ‘etnisch profileren’ vallen. Maar dat pikte ik niet. ‘Zie jij andere kandidaten dan?’, wierp ik tegen. ‘Zie jij, ergens in deze tragische geschiedenis, een boze, witte, Noordwest-Europese deplorable die ik niet buiten beschouwing moet laten?’
De ‘iemand’ fronste zijn voorhoofd. ‘De verteller daargelaten’, zei ik, zijn gedachten lezend, ‘dat zou belachelijk zijn.’
Ik ben journalist, vervolgde ik, alleen geïnteresseerd in feiten. En de feiten zijn: van de een op de andere dag verdwijnt er een wc-deksel. Net als ik dichtbij de oplossing van dat mysterie ben, raakt – op mijn 50ste verjaardag - een restpartij v door mij geschreven boeken zoek.
En dan te bedenken dat er mensen zijn die vinden dat ik dat gedoe met die wc-deksel te hoog opneem. En dat er mensen zijn die vinden dat ik verder moet gaan met mijn leven, dat immers al ruim over de helft is. Als ik hier geen korte metten mee maak, waar eindigt het dan?
Ik ben niet gek. Dit is geen toeval. De kans is groot dat iemand mij wil afleiden van het oorspronkelijke raadsel, dat ik bijna ontrafeld had. De Poolse klusjesman die klem stond na mijn kloeke val met een ergonomisch kussen en een kan thee? Zou goed kunnen.
Laat onverlet dat ik een duchtig woordje te spreken heb met die gasten van hiernaast. Ze stoken graag vuurtjes. Dat is niet nieuw. Maar de vlammen v afgelopen zaterdag reikten hoger dan mijn dakterras van waaruit je via een regenpijp naar hun tuin kunt afdalen. Dat is wel nieuw.
Ik ben niet gek. Ook ik kan A met B verbinden. Lag mijn levenswerk daar te braden?
In huiselijke kring is een opvallende rust neergedaald sinds de boeken verdwenen zijn. Mijn vrouw (Turkmenistan) zat natuurlijk in een lastig parket. Ik weet dat ze een oom heeft die niet meer bij zinnen is sinds hij een pot goud in zijn tuin begroef en niet meer weet waar.
En ik weet ook dat veel mensen in Turkmenistan hun behoeften doen in gaten achter hun huis, die ze niet kunnen afsluiten. Er is weinig fantasie voor nodig om te beredeneren dat het dus heel wel mogelijk is dat mijn wc-deksel nu het gat van die oom afdekt.
Maar laten we wel wezen: wat moet die oom met een restpartij van de boeken die ik geschreven heb? Dat slaat nergens op. Tenzij, nogmaals, we hier met een ingenieuze afleidingsmanoeuvre van doen hebben.
Voorlopig geef ik mijn Turkmeense vrouw wat ruimte. Af en toe knuffelen we zelfs. Ze weet dat ik die warmte nodig heb. Maar ze zal mijn geestelijke afwezigheid ongetwijfeld voelen. Want ook als ik in haar armen lig, gaat het denken door.
En ik slaap tegenwoordig op de bank. Dit omdat ik me niet aan de indruk kan onttrekken dat het ’s nachts een komen en gaan van mensen is in mijn woonkamer – mensen van divers pluimage.
Terug naar die ‘iemand’ die mij racisme verweet. Hij zag een metafoor in dit alles. ‘Het is net als die coronalockdown’, zei hij, ‘telkens wordt er iets afgepakt. Tot er niets meer overblijft. En je zult zien: je verzet wordt steeds zwakker. Uiteindelijk leg je je erbij neer.’
Never. Maar ik heb nog wel een vraagje, als ik zo vrij mag zijn. Krijgt u ook zoveel aanbiedingen van wc-deksels de laatste tijd? Lang leve de algoritmes!
Mijn moeder belde. ‘Jongen, heb je die #coronarellen gezien? Vreselijk toch. In wat voor wereld moet jij opgroeien. En jouw kinderen. Wees maar blij dat je in België woont.’ Hier gebeurt ook van alles, wilde ik zeggen. Maar ik hield me in.
‘Jij was vroeger de makkelijkste van de drie, we hadden geen kind aan je’, ging mijn moeder verder. ‘Maar één keer in de maand ontplofte je. Dan liep je rood aan, pakten we je bij de enkels en dan hielden we je ondersteboven. Een paar minuten, dan ging het meestal weer.’ Really?
Ik kan me ook nog herinneren dat ik onder de bultjes zat. We kregen een zalfje van de dokter. Maar mijn moeder had een beter plan. Ze legde me op de tafel en sneed de bultjes er een voor een vanaf. Als ik daar nog aan denk.
Mijn moeder was altijd de rots in mijn leven. Bij problemen ging ik naar haar. Rond mijn veertigste stopte ik daarmee. Mijn problemen waren te groot geworden. Anders gezegd: mijn problemen waren gegroeid terwijl haar vermogen ze te absorberen was afgenomen. Verzwijgen was beter.
Het leek me raadzaam het heengaan van mijn wc-deksel en omvangrijke restpartijen van mijn boeken ook onbesproken te laten. Ze zou zich maar zorgen maken. ‘Geen wc-deksel meer? In wat voor wereld jij moet opgroeien…’ Ik ben zaterdag vijftig geworden, mocht het u zijn ontgaan.
Ze ratelde verder en ik mijmerde wat na over de laatste pogingen die ik ondernomen heb bij de oplossing van het mysterie van de verdwenen objecten. Terugkijkend spreek ik van pogingen met als eindoordeel: wisselend succes.
Kijk, het werd tijd voor een confrontatie met de buren die via een regenpijp toegang hebben tot mijn dakterras vanwaar je mijn woonkamer in kunt en mijn toilet kunt bereiken. Ze steken graag ergens de vlam in, zoeken materiaal daarvoor en hebben dus een duidelijk motief.
Maar ik kende terughoudendheid. Probleem is dat ik niet goed kan inschatten met hoeveel ze zijn. Vijf? Tien? Meer? Ze lijken allemaal op elkaar wat tellen lastig maakt. Maar ik heb me vermand en me via een list toegang verschaft tot het bastion dat hun woning is. Enige toegang.
Mijn onschuldig ogend zoontje van 2 was daarbij instrumenteel. Ik liet hem met een bal spelen op het dakterras, wetende dat het niet lang zou duren voordat hij die bal naar beneden zou gooien. Dat doet ie namelijk altijd. Dat gaf mij een excuus om bij mijn buren aan te bellen.
Zo geschiedde. De deur ging open en die met die spleet tussen zijn tanden stond voor me. Hij blokkeerde bijkans het hele deurgat, maar ik slaagde er desalniettemin in een glimp op te vangen van de wereld achter hem. Er stonden dozen, heel veel dozen. Interessant natuurlijk.
En verdacht. Wat zou ik die dozen graag geopend hebben. Maar, en daarom spreek ik van wisselend succes als ik deze poging tot opheldering van het mysterie analyseer, zo ver kwam het niet. De spleet gaf me de bal en trok de deur weer dicht. Iets te hard, als je het mij vraagt.
Terug naar mijn moeder, die nog steeds aan het praten was. ‘Ga je nog eens een keer een boek schrijven?’, vroeg ze, ‘je kunt zo leuk schrijven. Je bent de beste schrijver van… Wacht even, mijn sigaret valt op de grond… Voor mij ben jij de beste schrijver van Helmond.’
Het werd tijd om op te hangen.
Toen mijn Turkmeense vrouw twintig werd had ze genoeg gezien. Een drugsgolf die families uiteenrukt. Een president die huizenhoge standbeelden van zichzelf laat bouwen. Een open gat in de grond als toilet. Een oom die dure spullen in zijn tuin begraaft. Ik vertrek!
Ze neemt het vliegtuig naar Duitsland waar ze au pair wordt. Met haar innemendheid en huishoudelijke vaardigheden weet ze het gastgezin snel voor zich te winnen. Soms veroorlooft ze zichzelf uitstapjes, zoals die keer dat ze met een andere Turkmeense een disco bezoekt.
Na afloop wachten ze bij een halte op de bus. Er komt een oude man langs (‘rond de vijftig’, zal ze later zeggen). Hij laat zijn broek zakken om zijn potlood te venten. Zo gaat dat hier dus, denkt mijn vrouw werd, wie had dat gedacht.
Ze ontdekt al snel dat als ze wil blijven ze het beste studente kan worden. Na je studie krijgen immigranten van buiten de EU in Duitsland een jaar de tijd om werk te vinden. Anders moeten ze weg.
Wie dan leeft wie dan zorgt. En misschien komt er in de tussentijd wel een ridder op een wit paard langs? Drie in dit geval. De eerste twee vallen al snel van hun schimmel. De derde – moi – blijft wel in het zadel zitten.
Via mijn Turkmeense liefde kom ik op bezoek bij andere Centraal-Aziaten. Zo zit ik aan bij een Kazachs-Oezbeekse combi. Hij (Kazach) legt me uit hoe je het beste een hond slacht. De details weet ik niet meer en ik wil u niet valselijk voorlichten. Iets met een hamer.
Ook legt deze Kazach uit waarom het goed is dat de president van zijn land al een paar decennia aan de macht is. ‘Hij heeft zich verrijkt over onze rug en kan nu gaan regeren. Als er een nieuwe komt, moet dat verrijken eerst nog plaatsvinden en blijven andere dingen dus liggen.’
De eerste jaren heb ik een LAT-relatie met mijn Turkmeense. Ik woon in Londen, zij in Bochum, we treffen elkaar eens in de maand. Als we door Amsterdam lopen zegt ze: ‘Ik had verwacht dat de mensen jou zouden herkennen, omdat je boeken schrijft’. Ik had dat ook verwacht, zeg ik.
Ze woont dan nog in een studentenkamer. Daarin staat een aquarium waarin kleine, bonte visjes zwemmen. ‘Als we getrouwd zijn en samenwonen, mag ik dan ook een aquarium?’, vraagt ze. Ik beloof plechtig van ja, maar ik ben deze belofte nooit nagekomen.
Dat moet anders. Maar eerst moet ik het mysterie oplossen dat mij in haar greep houdt en dat de afgelopen dagen eerder groter dan kleiner is geworden. Waar is mijn wc-deksel? En wat heeft de verdwijning v die omvangrijke voorraad onverkochte zelfgeschreven boeken ermee van doen?
Ik heb veel gevoetbald. Ik was geen speler die ruimte creëerde met een actie, maar kon wel blijven lopen. Ik putte mijn tegenstander uit en dan ontstonden vanzelf de openingen die ik zocht. Dat moet ik nu ook doen. Mijn tegenstanders uitputten, zodat ze fouten gaan maken.
Maar ze zijn met veel en het valt niet uit te sluiten dat ze samenwerken. De lege dozen die ik signaleerde bij de buren - die zo graag vuurtjes stoken en die zo makkelijk toegang hebben tot mijn grondgebied, waar genoeg brandbaar materiaal voorhanden is - zijn verdacht.
Laten we ook niet vergeten dat dit hele drama begon met een lekkage die bij hun haar oorsprong vond en mij noopte tot het binnenlaten van een Poolse klusjesman (louche) om een vochtig geworden muurtje te herstellen. Ik zie de contouren van iets. Maar van wat?
Ja schatje, dit is de wereld waar je heen wilde. Misschien is zo een president die zichzelf op een gouden paard langs verplicht juichende menigtes laat voeren, zo gek nog niet. Dit is wat je krijgt als je de dingen op zijn beloop laat.
Hoewel we mogelijke betrokkenheid van mijn Turkmeense echtgenote zelf - die graag spullen naar huis stuurt - ook niet mogen uitvlakken. Net zo min als die van het driejarig dochtertje die de knutselopdrachten van school zo serieus neemt. Het aquarium moet nog maar even wachten.
De puzzels van mijn kinderen los ik sneller op dan dit probleem, zoveel is helder. Maar ik zal blijven rennen. Tot ze allemaal uitgeput zijn en zich overgeven. Het wordt tijd voor wat BLITZ!
Als journalist mag ik graag aan dode paarden trekken. Ik vind dat fijn, omdat het rond dode paarden lekker rustig is. Er staan niet honderd collega’s met een notitieblokje in de aanslag. Het is een dood paard. Who cares?
Mijn ervaring is dat er in dode paarden vaak nog wel degelijk leven zit. Als je er maar hard genoeg aan trekt. Met een dood paard dat je tot leven wekt kun je je onderscheiden. Met een levend paard is dat veel moeilijker. Die kan alleen nog maar sterven.
Ik heb veel succes gehad met deze dode paarden-strategie. Nu wilt u natuurlijk voorbeelden van baanbrekende artikelen. Maar, zul je altijd zien, die schieten me nu even niet te binnen. Ik kom daar op terug.
Waar wil ik naartoe? Oh ja, je kunt het mysterie van de verdwenen wc-deksel moeilijk een dood paard noemen, net zo min als het raadsel van de geconfisqueerde boeken. Maar een levend paard is het ook niet. Ik heb de reporters hier nog niet zien staan met hun schrijfgerei.
Het is meer een paardje, een pony, zo denken ze misschien. Totdat ze gaan inzien waar we echt mee van doen hebben: een veelkoppig monster dat je te lijf moet gaan met de kin omhoog en met de borst vooruit.
En dat, waarde Sancho Panza, kunt u wel aan mij overlaten, u kent mij inmiddels. Ik beloofde u BLITZ. Dus u krijgt BLITZ. Wat dat ook mag betekenen.
Vanmorgen rolde ik (#Helmond, goede kant van het kanaal) in alle vroegte van de bank in de woonkamer. Ik slaap daar sinds de plundering van mijn boekenkast. In het ochtenddonker sloop ik de straat op.
Donderdag is vuilnisophaaldag en ik had zo’n vermoeden dat de buren – die van die vuurtjes- zouden proberen langs die weg bewijsmateriaal te laten verdwijnen. Ik had gelijk.
Via een list (dakterras, zoontje, bal) had ik achterhaald dat hun voorportaal vol met verdachte dozen stond. En nu stonden deze dozen aan de straat geparkeerd, wachtend op de vuilnismannen. Ik sleepte ze naar binnen en zette ze in de kelder. Voor later. Ter inspectie. BLITZ!
Ik ben nog even gaan liggen. Toen kwam mijn gezin naar beneden. Russisch keuvelen. Zonder gene. Ging t over geheime zendingen naar Turkmenistan, het land van mijn vrouw? Is mijn dochtertje nieuwe knutselopdrachten aan het voorbereiden waarvoor mijn bezittingen nodig zijn? BLITZ!
Ik riep mijn onschuldig ogende zoontje (2) bij me en vroeg hem: heb je zin om even in de gordijnen te hangen? Dat had hij. In no time slingerde hij, de vitrage in zijn hand, van links naar rechts voor het raam dat grenst aan het dakterras van waaruit een regenpijp, enzovoorts.
Toen brak de gordijnrail. Precies zoals ik het wilde. Nu heb ik een reden de Poolse klusjesman te bellen en hem terug te lokken naar de crime scene die hij de laatste keer in allerijl verliet, zonder groet of wat dan ook. BLITZ! Image
Vrouw en dochter staakten hun gekakel toen ze mijn euforie waarnamen en gingen de deur uit. Ik nam een bezemsteel als microfoon in mijn hand, klapte de laptop open, zette het volume op tien, mezelf inbeeldend een topartiest te zijn die volle zalen trekt.
Enfin, ik dus een kleine peiling houden op dit medium. Deskeldrama: who dunnit? Serieuze vraag. Wat denkt u dat het meest gegeven antwoord is? AstraZeneca! Image
Wat hebben die arme farmaboys ermee van doen? Zij werken hard om de mensheid te redden met coronavaccins. Natuurlijk, er vallen wel eens wat flacons van hun trucks. Maar het is dan nog een hele stap naar het stelen van iemands wc-deksel en/of boeken.
Valse beschuldigingen brengen ons niets. Als we zo doorgaan zitten we over een paar jaar nog opgesloten in onze huizen. En ik verzeker u, ik ken mensen die hun verstand aan het verliezen zijn. Mij helpt het ook niet. Ik moet met alle eventualiteiten rekening houden. Maar AstraZ?
Genoeg erover. Ik kreeg een appje van een vriend. ‘Jij vindt het heel stoer dat jouw vrouw uit Turkmenistan komt’, schreef hij. ‘De mijne komt uit Afghanistan, dat is toch net iets gaver.’
Dan ben je bij mij aan het verkeerde adres. ‘Wat een onzin’, antwoordde ik, ‘Turkmenistan is veel exotischer. Veel mensen hebben er nog nooit van gehoord, laat staan dat ze weten waar het ligt. Afghanistan kent iedereen.’
Daarop stuurde hij mij – in een poging het debat in zijn voordeel te beslechten – een foto van zijn boekenkast. Twee planken vol over Afghanistan. Ik wilde een foto van mijn boekenkast terugzenden, maar bedacht me dat deze er na de plundering wat karig uitziet, dus zag er vanaf. Image
Ik gooide het over een andere boeg: ‘Zoveel boeken over Afghanistan. Nog even en Ryanair vliegt erheen. Wie naar Turkmenistan wil, moet hopen op een zwak moment van de grensbewakers, zodat ie naar binnen kan glippen. Afghanistan is voor watjes. Turkmenistan is het echte werk.’
Boos smeet ik mijn gsm door de kamer. Dit soort akkefietjes – het leidt alleen maar af. De tijd die ik verloor met de vraag ‘wat is gaver, Afghanistan of Turkmenistan’ heeft mijn vrouw benut om naar de kelder af te dalen en bewijsmateriaal te vernietigen. Dit is wat ze zei:
‘Ons Russisch sprekende dochtertje gaat deze week hutten bouwen met de klas. Ik zag dat we nog wat lege dozen hadden staan in de kelder. Die heb ik net effe naar de school gebracht. Ze waren er hartstikke blij mee.’
G..verde.odv.r! Turkmenistan mag gaver zijn dan Afghanistan – daar staat wel een hoop trammelant tegenover. Meer dan twee weken loopt dit drama nu. Het zou fijn zijn als ik op z'n minst degene die ik aan een verblijfsvergunning hielp v de verdachtenlijst kan schrappen. Niet dus.
De dozen had ik in alle vroegte en met gevaar voor lijf en leden van de straat geplukt, zoals u zich vast nog kan herinneren. Ze zijn van de buren die graag vuurtjes stoken en dus een motief hebben om op mijn perceel naar brandbaar materiaal te speuren.
De dozen zijn evident interessant. Ik had ze in de kelder gezet voor inspectie en wachtte nog op een moment dat ik zeker wist dat niemand me zou lastig vallen. En zulke momenten zijn schaars in dit huishouden. Nu zijn de dozen weg. Voor een schoolproject van mijn dochter. Jaja.
Dit is een slijtageslag, ik heb het vaker gezegd. Hij (of zij) met de langste adem zal zegevieren. Vroeger, toen ik nog voetbalde, kon ik blijven rennen. Nu ben ik vijftig en heb ik pijn in mijn rug en mijn knie.
Maar mijn verbetenheid is er niet minder om geworden. Net zo min als het gevoel dat de strijd die ik moet leveren in feite een strijd is voor de hele mensheid. Wat dat betreft ben ik zelf ook een soort AstraZeneca.
Ik belde de Poolse klusjeman. In de peiling over de mogelijke dader kreeg hij slechts 10% van de stemmen. Absurd. Hij is toch echt degene die zonder gene naar mijn ergonomisch kussen lonkte, terwijl ik net van een wc-deksel bestolen was.
De Poolse klusjesman is koelbloedig, heeft duidelijk vaker met dit bijltje gehakt. Dit weekend komt ie langs voor de reparatie van de gordijnrail die brak nadat ik mijn onschuldig ogend zoontje (2) als een tarzan door de kamer liet slingeren.
De thee staat al klaar. Met Turkmeense lekkernijen…
Timing is een gevoelig iets. Ik zal nooit vergeten dat we in afwachting waren van ons eerste kind. Mijn Turkmeense vrouw verbleef nog in Bochum, omdat ze niet wilde bevallen in een van die Middeleeuwse ziekenhuizen in Londen, waar ik woonde.
Ik was druk met Brexit en moest mijn oversteek goed timen. Niet te vroeg, want dan zou ik mijn taak als correspondent onnodig lang verwaarlozen. Niet te laat, want dan zou ik een slechte echtgenoot zijn en een valse start maken als vader. Ik was op tijd, met een paar uur speling.
Terwijl we ons naar het ziekenhuis spoedden, zette ik de huurwagen nog even aan de kant voor een bijdrage aan een radiostation over het vertrek van de Britten uit de EU. Goede luisteraars konden een kermende vrouw op de achtergrond horen. Nu weet u waarom.
Tijdens de bevalling slingerde mijn vrouw mij van alles naar mijn hoofd. Dat hoort erbij, zeiden mensen mij na afloop, dat is afreageren, stress, spanning. Maar ik ben zo’n type dat zich niet neerlegt bij onterechte verwijten en ga dan het debat aan. Het werd er niet beter door.
Uiteindelijk kon ik een pracht van een dochter in mijn handen houden met gitzwart haar, zoals haar moeder ook heeft. Het voelde net zo goed als toen ik het eerste exemplaar van mijn debuutboek ophield. Misschien zelfs beter.
Bij de bevalling van ons tweede kind, deze keer wel in Londen, was ik niet welkom. ‘Ik neem een vriendin mee, jij blijft thuis op ons Russisch sprekend dochtertje passen’, zei mijn vrouw op een toon die duidelijk maakte dat er niet over te onderhandelen viel.
Toen ik de ochtend daarna met een grote bos bloemen in het ziekenhuis stond, lag mijn zoon naast mijn gelukkige vrouw. Zijn neus was behoorlijk lang in vergelijking met de rest van zijn lijfje en ik vermoedde dat ze hem aan zijn snufferd naar buiten getrokken hadden.
Dat zou niet gebeurd zijn als ik erbij was, zei ik tegen mijn vrouw. Maar die vond dat ik de situatie moest laten rusten. Inmiddels is zijn neus als een uitgerekte elastiek teruggeveerd en zit alles weer goed.
Ondanks deze volatiele start, heb ik een relatie met mijn kinderen zoals het hoort. Ze lopen weg met me, soms tot vervelens toe. Ik stond op een zomerse ochtend met mijn dochter bij de super in de rij. Ik liep in de afgeknipte joggingbroek waarin ik geslapen had. Niets daaronder.
Mijn dochtertje omklemde mij liefdevol en liet zich naar beneden zakken. Ze trok zo mijn broek omlaag tot aan mijn enkels. Ik moest bukken om mijn broek weer op te trekken. Niemand die iets zei.
Je moet er waarschijnlijk bij zijn geweest om de ernst van de situatie te kunnen bevatten.
Deze hele historie, alles, schoot door mijn hoofd toen de Poolse klusjesman in onze woonkamer stond, lachend naar mijn vrouw en kinderen. Denkt hij een betere vader te zijn, omdat hij goed kan omgaan met hamer en schroevendraaier? Wat heeft hij gedaan met mijn wc-deksel?
De Poolse klusjesman zette zich aan de vervanging van de gordijnrail die gebroken was nadat ik mijn onschuldig ogend zoontje moedwillig aan de vitrage had laten slingeren. Onderwijl verontschuldigde hij zich – in gebrekkig Engels – voor zijn abrupte vertrek de vorige keer.
‘Ik kreeg een sms, een haastklus, jij was boven en leek boos om iets, ik dacht ik kan maar beter vertrekken’, zei hij. En het ergonomisch kussen, waarom had hij dat laten liggen? ‘Inderhaast vergeten. Maar ik wil het nog steeds, als het mag. Ik heb veel last van mijn rug.’
Rugpijn. Dat krijg je ervan als je spullen van anderen achterover drukt. Bij mij een wc-deksel, wie weet wat hij bij anderen meeneemt. En je kunt aan niemand vragen even te helpen. ‘Zeg, ik probeer deze servieskast te stelen. Kunt u even mee helpen tillen.’
De Poolse klusjesman ging rap vooruit met de gordijnrail en ik moest niet vergeten mijn list goed te timen. Ik had mijn zoontje daarvoor opgelijnd. Hij deugt, als je het mij vraagt, en dat is iets dat ik niet met zekerheid van mijn andere gezinsleden kan zeggen.
Het plan was dat ik mijn zoontje zou roepen en hem dan in de woonkamer, waar de reparatie plaatsvond, vermanend zou toespreken omdat hij in zijn broek geplast had. ‘Kijk nou toch eens, je bent helemaal nat.’
Als de Poolse klusjesman dan zou omdraaien zou ik hem uitleggen dat we onze zoon proberen zindelijk te krijgen, omdat hij binnenkort naar de kleuterschool gaat. Dat is in België al bij 2,5 jaar. ‘Maar het valt niet mee. Want hij is bang voor wc’s’, zo zou ik zeggen.
Ik zou uitleggen - voor zover nodig - dat de wc boven niet meer dicht kan sinds het deksel weg is. Ik zou uitleggen dat mijn zoon bang is voor het gapende gat dat we nu hebben, dat ie er ook slecht van slaapt, omdat ie denkt dat er ’s nachts monsters uit dat gat komen gekropen.
En ik zou zeggen dat dit alles niet helpt om de arme jongen zindelijk te krijgen. Eens zien of meneer de kindervriend het dan nog droog houdt.
Maar het liep anders. Want hoewel mijn Turkmeense vrouw beloofd had thee en hapjes uit haar vaderland te zullen presenteren, verzaakte ze weer eens en kwam ze de kamer in gestormd net toen ik mijn vernuftige plan wilde gaan uitrollen.
‘Waarom heb jij die zoon van ons geen luiers aangetrokken vanmorgen!’, schreeuwde ze, ‘hij is helemaal nat. Er wordt weinig van je gevraagd in dit huis. Ik weet dat je graag de intellectueel uithangt. Maar komaan! Waar zit jij met je hoofd?’
En zo liep ook deze poging het wc-dekselmysterie op te lossen spaak, laat staan dat ik dichter bij de oplossing van het raadsel van de verdwenen boeken ben gekomen, terwijl ik al helemaal niets ben opgeschoten met de vraag of die twee met elkaar in verband staan.
Hoewel… Toen de Poolse klusjesman vertrokken was schoof ik de bank – waar ik nu al een week op slaap – weer op zijn plek. En wat lag daaronder? Een van de vermiste exemplaren van het boek dat mijn doorbraak had moeten worden, maar het niet werd… Image
Stel ik zou een krantenartikel over mezelf en de dekseltragedie moeten schrijven. Mijn eerste zin zou zijn: ‘Hij was een man in bonus. Mathijs Schiffers had twee boeken op de markt, een exotische vrouw, een dochtertje met een talenknobbel en een zoon met een engelengezicht.’
Het zou als volgt verder gaan: ‘Maar toen sloeg het noodlot toe. Middenin de nacht, of misschien al eerder, verdween het deksel van een van zijn twee wc’s. Daarna werd zijn boekenkast geplunderd. Sindsdien slaapt Schiffers op de bank en denkt hij meer na dan goed is voor hem.’
Vervolgens: ‘Waar anderen meteen buitenlanders zouden gaan aanwijzen als de waarschijnlijke daders, probeerde Schiffers dat scenario te vermijden. Totdat hij besefte dat hij geen andere keuze had.’
Dan: ‘Er is een Poolse klusjesman met onduidelijke manoeuvres en er is groot aantal buren van vage afkomst dat graag vuurtjes stookt en veel lege dozen achter de voordeur heeft staan.’
Daarna: ‘Er is een echtgenote uit Turkmenistan die de mazen van de westerse wetten goed kent, getuige de route die ze uitstippelde naar een Deens eiland waar iedereen – met of zonder papieren - kan trouwen. En er is een dochtertje dat Russisch spreekt.’
Tot slot: ‘Schiffers was voorbestemd voor grote dingen. Maar hij is gestruikeld over iets pietlulligs. Nu is hij vijftig en heeft hij alleen zijn zoontje van twee nog om op terug te vallen.’
Ik zou er het liefst een Engelstalige kop boven zetten, want dat is altijd net wat pakkender. ‘The Not So Funny Case Of Mr Schiffers.’ Maar daar zou de eindredactie niet mee akkoord gaan. Waarschijnlijk wordt het dan: ‘Mathijs Schiffers: tja...’
Maar de waarheid is: niemand vraagt mij een krantenartikel te schrijven over mezelf en de dekseltragedie. Niemand vraagt mij überhaupt iets. Men neemt wat men goeddunkt – hier een deksel, daar een boek - en dat is het verder wel.
Toch is er een lichtpuntje te melden. Het proletarisch winkelen in mijn huis lijkt gestopt sinds ik op de bank slaap. Dat op zich is een indicatie dat ik goed bezig ben, dat ik dichter bij de kern van dit mysterie kom.
Mijn vermoeden dat het ’s nachts een komen en gaan van mensen is in mijn woonkamer, is juist gebleken. Zo lijkt het. Nu ik er lig, durven ze niet meer.
Maar daarmee heb ik mijn spullen nog niet terug. En er dreigt een gevaar. Want hoe langer het duurt, hoe meer ik geacht word me erbij neer te leggen. Mijn vrouw vroeg al wanneer we wat aan het toilet gaan doen.
De Poolse klusjesman is me weer ontglipt. Ik had een nieuwe val voor hem opgezet. Maar mijn vrouw heeft het plan verstoord.
Haar rol had beperkt moeten blijven tot het serveren van thee en Turkmeense hapjes. In plaats daarvan haalde ze de angel uit mijn truc door te beginnen over de natte broek van mijn zoontje en mijn verondersteld gebrekkige verantwoordelijkheidsgevoel.
Eerder had ze al de lege dozen van de buren, die ik voor dag en dauw van de straat geplukt had, naar de school van mijn dochtertje gebracht, naar verluidt voor een nieuwe opdracht. Ze gingen hutten bouwen. Met dozen?
Misschien dat ze in Turkmenistan hutten bouwen met dozen, waarschijnlijk wonen ze daar zelfs in dozen. Maar wij doen dat niet. Wij maken hutten van geavanceerd, duurzaam, goed isolerend materiaal. Zo doen wij dat hier.
Ik sprak met mijn onschuldig ogend zoontje. Ik heb gehoord dat kinderen op zijn leeftijd geen bal begrijpen van wat je zegt, maar dat ze er toch iets van opslaan. Later, als ze oud zijn, kunnen ze dat reproduceren en er hun voordeel mee doen.
Ik heb hem gewaarschuwd voor de gevaren van het wereldburgerdom. Denk goed na, mijn zoon, denk goed na voordat je de wijde wereld intrekt. Waarschijnlijk ben je beter af als je in de buurt blijft. Reis niet teveel, trouw met het meisje van om de hoek.
Mijn broers, zo vertelde ik hem, hebben het veel beter gedaan. Zij zijn dichtbij huis gebleven. En ze hebben nog al hun wc-deksels. Zoek een rechttoe-rechtaan baan, vertelde ik hem ook nog. Word advocaat of ambtenaar, desnoods klusjesman. Maar dan wel een eerlijke.
Maar ga niets intellectueels doen, niets met boeken of zo. Houd het simpel! Bij die laatste woorden verhief ik mijn stem. Volgens mij begreep hij wat ik zeggen wilde. Volgens mij heeft hij dit opgeslagen en kan hij dit later reproduceren en er zijn voordeel mee doen.
De Poolse klusjesman ten slotte. Hij mag me zijn ontglipt. Maar het bewijsmateriaal jegens hem stapelt zich op. Het boek onder de bank die hij verschoven had om ruimte te creëren voor de reparatie van de gordijnrail - het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.
Er is een droom die telkens terugkomt. Al jaren. In die droom loopt alles op rolletjes. Tot op een dag de telefoon gaat en de rector van mijn middelbare school in #Helmond aan de lijn hangt. ‘Jeetje, Mathijs, wat een gedoe om jou te traceren…
…maar nu heb ik je toch gevonden. Ik heb lastig nieuws voor je. We zijn de archieven aan het opruimen en hebben ontdekt dat jij een vier had moeten hebben als eindcijfer voor wiskunde, terwijl je een vijf hebt gekregen. En met een vier op je eindlijst kun je niet slagen. Dus…
…we hadden je geen VWO-diploma mogen uitreiken. En zonder dat diploma mocht je geen rechten gaan studeren in Maastricht. En was je dus ook geen meester in de rechten geworden en had je een paar jaar later ook niet die boer bezocht die juridisch advies nodig had…
…je weet wel, die dag dat jij met je dure pak in het prikkeldraad bleef hangen. En dan was je ook niet op die Helmondse burenruzie afgegaan en had je dus ook niet het punt bereikt waarop je besloot het roer om te gooien en het schrijverspad op te gaan met boeken etcetera…
…dat is eigenlijk allemaal niet gebeurd, omdat we je een vier hadden moeten geven en geen vijf. We vinden het allemaal heel zuur voor je en we hebben besloten je een kans te geven dit recht te zetten. Volgende week mag je het wiskunde-examen komen overdoen…
…Als je een vijf haalt, blijft alles zoals het is. Scoor je lager dan ga je terug naar af, wordt alles wat je bereikt hebt uitgegumd en dreigt een gigantische midlifecrisis. We geven je dus een kans. Wat vind je ervan? Fideel, nietwaar?’
Gillend word ik altijd wakker als deze droom weer eens zijn opwachting maakt. Waarom? Omdat ik weet dat ik nooit en te nimmer een vijf zal halen voor wiskunde, maar veel lager zal scoren. Ik kan me redden met letters, maar ben hopeloos met cijfers. Alles zal instorten.
Toen ik er laatst eens over sprak met iemand zei deze persoon: ‘Dromen willen je iets vertellen. Waarschijnlijk is deze droom een teken dat je op een verkeerd pad zit. Misschien moet je niet afwachten en zelf alles uitgummen, je lot niet in handen leggen van zo’n complex examen.’
Alles uitgummen en opnieuw beginnen? Waar heeft ie het over. Ik ben inmiddels vijftig. Er resteert simpelweg te weinig tijd om een nieuw levensverhaal te vertellen. Ik moet voort op het huidige pad en er het beste van zien te maken. Er moet een schepje bovenop, dat wel.
Voor mij herbergt de droom een andere boodschap. Voor mij is de droom een signaal dat ik de confrontatie aan moet gaan. Dat hele gedoe met een nieuw wiskunde-examen is natuurlijk flauwekul. Maar de betekenis is helder gelet op de situatie waarin ik me begeef.
Het mysterie van de verdwenen wc-deksel, gevoegd bij het raadsel van de mij ontvallen restpartijen van de boeken die ik geschreven heb – ik moet dat hele vraagstuk mathematisch benaderen. Ik moet deze som oplossen.
Ik kan niet spieken, zoals destijds bij het wiskunde-examen. Ik moet het helemaal zelf doen. En pas als ik de som heb opgelost kan ik verder met mijn leven. Dit is het moment om af te rekenen met mijn angsten. Dit is het moment om te laten wat ik waard ben.
Ik pakte een bord en schreef daarop de som die ik moet oplossen:

LD x (MT+PK+VB+RSD-OOZ)-WCD-(BL+CB)=?

LD=LockDown
MT=MissTurkmenistan
PK=PoolseKlusjesman
VB=VurigeBuren
RSD=RussischSprekendDochtertje
OOZ=OnschuldigOgendZoontje
WCD=WCDeksel
BL=Brexitland
CB=CowboyBoek
Minimaal een vijf hield ik me voor. Dat moet te doen zijn. Toch?
Voor iemand die zoveel over Turkmenistan praat ben ik er betrekkelijk weinig geweest, gebiedt de eerlijkheid te zeggen. Sterker nog: ik ben er nog nooit geweest. Ik wil wel hoor. Maar…
Er zijn wat redenen die een bezoek aan Turkmenistan lastig maken. Men heeft daar het liefst dat je met een geaccordeerde groepsreis komt, zodat men jouw gangen een beetje kan volgen. Dit terwijl ikzelf meer een fly-drive type ben en ga en sta waar ik wil.
Als ik met een groepsreis ga, kan ik bezwaarlijk zeggen: kunnen we hier een paar dagen stoppen, want dan kan ik bij de familie van mijn vrouw langs. En dat zou natuurlijk toch een voorname reden van mijn bezoek zijn.
Ik heb ze nooit ontmoet, mijn schoonfamilie, althans het gros daarvan heb ik nooit ontmoet. Enkelen zijn in Noord-Cyprus neergestreken. Daar ben ik wel geweest.
De rest zal denken dat het meisje dat Turkmenistan verliet om au pair in Duitsland te worden is gehuwd met een Groot Schrijver in het Rijke Westen. Het is niet per se in mijn belang om die illusie te verstoren. Hoewel ik er ook weinig mee opschiet om ze in stand te houden…
Dat ik te boek sta als journalist die graag stenen licht, werkt natuurlijk ook niet in mijn voordeel als ik een visum vraag aan een regime dat liever heeft dat alle stenen blijven liggen waar ze liggen.
En dan is er nog dit: de Turkmeense leider schijnt niet gelukkig te zijn met de braindrain die plaatsheeft in zijn land. Iedereen die kans ziet te vertrekken, vertrekt. Hij heeft daarom nog wel eens de neiging om personen die terugkeren voor familiebezoek daar te houden.
Maar wat zou ik er graag eens gaan kijken. Wat zou ik graag ervaren in welke omstandigheden mijn vrouw is opgegroeid. Wat zou ik me graag onderdompelen in de nomadencultuur die zich ophoudt in de uitgestrekte woestijnen van het land.
En ja, ik zou een schep meenemen. Om te graven. Ik zou me melden bij die oom die goud in zijn tuin begroef, maar niet meer weet waar en daardoor nu ook zijn verstand kwijt is. Ik zou spitten tot ik de pot gevonden heb en de man weer zie lachen.
Misschien dat ik dan en passant ook mijn wc-deksel opduikel. Win-win noemen ze dat volgens mij.
Over win-win gesproken. Misschien, als dit allemaal achter de rug is, moet ik een brief schrijven aan de president van Turkmenistan. Ik moet hem zeggen dat ik hem wil helpen zijn probleem op te lossen.
Het land hangt zwaar op de inkomsten uit zijn immense gasvoorraden. Maar de prijs voor gas is niet je dat op het moment en voorraden hebben de neiging te slinken.
De president doet tussen het bouwen van standbeelden van hemzelf door verwoede pogingen zijn land van nieuwe perspectieven te voorzien. Hij probeert van ‘s lands kuststrook aan de Kaspische Zee een Dubai te maken, maar boekt nog weinig succes. Hotels zijn leeg en verlaten.
Misschien moet ik hem voorstellen mijn creatieve pen in te zetten voor wat wervende reportages over de voordelen van een strandvakantie in Turkmenistan voor iedereen die het verstandig acht ook na de #coronapandemie anderhalve meter afstand te betrachten?
Misschien moet ik dat maar eens doen. Het kan een mooie manier zijn om het nuttige met het aangename te verenigen.
Maar vooralsnog zit ik aan mijn Belgische huis gekluisterd en heb ik andere dingen te doen. WC-deksel weg. Boeken idem. Lijst met verdachten is lang en heeft, in tegenstelling tot de Turkmeense gasbel, niet de neiging om leeg te lopen.
Ik moet er weer eens op uit. De antwoorden zullen me niet komen aanwaaien als ik hier op de bank blijf liggen. Spitten in de Turkmeense aarde is er voorlopig niet bij. Maar wat weerhoudt mij ervan om dichter bij huis eens wat kuilen te gaan graven?
Vannacht trek ik er op uit. Met een spade in de hand kruip ik over het dakterras, waar vlak na de verdwijning van de wc-deksel voetsporen in de sneeuw stonden. Mijn vrouw claimt dat de sporen van haar zijn en dat ze mijn sloffen aan had. Ik heb reden te twijfelen aan die lezing. Image
Ik zal via de regenpijp afdalen naar de tuin van de buren. Ik weet niet precies met hoeveel ze zijn en al helemaal niet waar ze vandaan komen. Maar ik weet wel dat ze graag vuurtjes stoken en dat boeken goed branden. WC-deksels misschien ook wel.
Als ik eenmaal op hun perceel sta, zal ik de aarde rond de plek waar ze hun vuurtjes stoken afschrapen en in een grote zak stoppen, zodat ik die eenmaal thuis kan inspecteren op samenstelling.
Om het aantal bewegingen te beperken zal ik de zak met aarde in een vloeiende beweging naar boven slingeren, naar het dakterras. Het is daarom zaak een zak van stevig materiaal te nemen, opdat deze niet scheurt bij de landing.
Alternatief is eerst met de spade in de hand naar boven te kletteren en dan terug te keren voor de zak met aarde. Maar zoals gezegd: het lijkt mij raadzaam het aantal bewegingen tot een minimum te beperken.
Dit is het plan, beste mensen, dit zijn de stappen die ik ga ondernemen. Het is niet zonder risico, we hebben hier immers met buitenlanders van doen, afkomstig uit lastig te lokaliseren regio’s.
En mogelijk is het ook in strijd met de Vlaamse coronaregels die voorschrijven dat je om middernacht binnen moet zijn, terwijl ik van plan ben deze onderneming op een later tijdstip te gaan uitvoeren.
Maar ik verkeer niet in de luxe positie om op dit soort slakken zout te leggen. Wel vraag ik u om een gunst: heeft u morgenavond niet van mij gehoord, waarschuw dan terstond de politie...
Mensen noemen mij een individualist, een Einzelgänger zelfs. Zit wat in. Je kunt mij dagen alleen laten in een hut in een bos. Ik zal me prima vermaken, sterker nog: ik zal de hoogste vormen van geluk beleven, zo in mijn eentje.
Het is wel zaak dat er een warme douche is en voldoende proviand. Enge dieren – daar heb ik het ook niet zo op. Als het erg stil is, hoor ik alles en doe ik geen oog dicht. Maar het alleen-zijn op zich is geen enkel probleem voor mij.
Lang dacht ik dat alleen blijven ook de beste levensvorm is voor mij. Niet slechts voor een lang weekend dus. Maar full stop. Als relaties waren aanbeland in de ontbindende fase, kreeg ik altijd te horen dat met mij niet te leven valt…
…Waarop mijn antwoord steevast was: onzin, ik ben supermakkelijk om mee samen te leven, al dat je moet doen is mij met rust laten…
Ik ben gaan inzien dat dat geen goede basis is voor een relatie. Dat iemand met rust laten niet de reden is waarom mensen besluiten samen te zijn. En ik ben gaan inzien dat een levenslange alleingang niet goed is voor mij. Ik zou te onaangepast worden, ik zou wegglijden.
Dus ik heb geleerd concessies te doen. Mezelf op momenten weg te cijferen. Ik heb geleerd om met groot vertoon te buigen voor de kleine eisen die mijn omgeving aan me stelt en om zo wisselgeld te creëren dat nodig is om de kern van mijn eigen bestaan te verdedigen.
Volgens mij schreef @TomLanoye ooit zoiets. Het was ergens in zijn boekje Kartonnen Dozen, maar ik kan niet meer vinden waar. Dus pin me er niet op vast. Citeren is nooit mijn sterkste punt geweest. Image
Ik ken het begrip eenzaamheid overigens wel degelijk. Dat je nadat ze vertrokken is thuis een ei staat te bakken voor jezelf. En dat er niemand is die zegt, vergeet je er niet wat zout en peper bij te doen? Ik heb het gezien, ik heb het ervaren.
Gisteren overviel het me ook weer eens. Ik vertelde u van mijn stoute plannen om naar de tuin van de buren af te dalen. Ik wees u op de gevaren ervan en zei: hoort u niets van mij, bel dan de politie. U hoorde niets van mij. U belde niemand.
Een gevoel van eenzaamheid. Dat ik deze strijd, dit gevecht dat inmiddels om zoveel meer gaat dan een wc-deksel, maar tegelijkertijd niet zonder die wc-deksel kan - dat ik er in deze worsteling helemaal alleen voor sta. Dat gevoel dus.
Enfin. U zit hier niet op te wachten, maar wil horen wat er gebeurd is. OK, daar gaan we:
Ik nam het dakterras diagonaal, liet me langs de regenpijp naar beneden glijden totdat ik de grond van de buren onder mijn voeten voelde. Een spade klemde tussen mijn benen, een juten zak had ik onder mijn jas gestopt.
Het regende. Natuurlijk regende het. Het was hondenweer. De beproevingen die ik moet ondergaan – er zijn soms geen woorden voor. Maar ik heb het van me afgeschud, begaf me naar de plaats waar die lieden hun vuurtjes stoken en ben gaan spitten.
Grote brokken zand verdwenen in de juten zak. Eenmaal thuis, zo was de bedoeling, zou ik de zak verstoppen achter de bank waar ik nu alweer ruim tien dagen slaap. Ik zou geduldig wachten tot het juiste moment voor inspectie zich zou voordoen.
Zou ik tussen de zandkorrels sporen vinden van een opgebrand stuk sanitair en/of restpartijen van onverkocht gebleven boeken? Natuurlijk, de Poolse klusjesman blijft de voornaamste verdachte. Maar zolang hij mij blijft ontglippen probeer ik anderen van de lijst af te voeren.
Het liep anders, zoals het de laatste tijd steeds anders schijnt te moeten lopen. Het plan was om de zak zand in een vloeiende beweging naar het dakterras te slingeren en zo te voorkomen dat ik eerst de spade naar boven moest brengen en dan weer terug moest komen voor de rest…
…maar ik mikte te laag. De zak kwam terug en viel bovenop mijn hoofd. Ik slaakte een kreet en hoorde meteen een blaffende hond in het huis van mijn buren, die met velen zijn, hoewel ik niet precies weet met hoe velen, want ze lijken allemaal op elkaar, wat tellen lastig maakt.
De hond blafte. Maar was het wel een hond? Ik heb gehoord dat sommige mensen het geluid van een blaffende hond als alarmsysteem hebben. Dat is goedkoper dan een verbinding maken met een security team en schijnt net zo effectief te zijn...
…Een security team moet immers eerst de auto in stappen. De dief kan dan bij wijze van spreken snel nog even de tv loskoppelen alvorens zich uit de voeten te maken. Laat de hond los en de dief heeft minder tijd. Dat idee.
Ik heb gehoord dat er mensen zijn die zo’n alarmsysteem hebben en de grap zo ver doorvoeren dat ze ook hondenvoer inslaan bij de super, op opzichtige wijze, zodat iedereen het kan zien en zal denken: die lui hebben een hond, dus daar kunnen we beter niet gaan inbreken.
Mijn buren niet. Bij mijn weten hebben ze geen hond. Het is zonder dieren al druk zat in hun huis, dunkt me. Maar zeker weten doe ik het niet en ik wilde geen enkel risico nemen, want ik vind dat ik al genoeg in de penarie zit.
Dus ik liet de zak liggen en klom als een dolle naar boven, stak het dakterras diagonaal over, trok de schuifdeur open en belandde in de woonkamer, waar mijn Turkmeense vrouw klaarstond met de deegroller in haar hand: ‘Waar in hemelsnaam ben jij mee bezig?...’
Ze liet me met rust en uiteindelijk viel ik in slaap. Ik droomde dat de rector van mijn middelbare school in Helmond mij belde. ‘Mathijs, jongen, wat ben jij lastig te traceren… Luister, we zijn de archieven aan het opruimen…’
Blablabla.
Mijn Turkmeense vrouw praat niet meer met me. Op zich niets om ons zorgen over te maken. Gebeurt eens in de twee, drie maanden. Het zwijgen begint uit het niets en eindigt meestal ook weer zo. Meestal na een paar dagen.
Wat het lastig maakt is dat er nooit een verklaring bij gegeven wordt. Ik moet altijd gissen naar de reden en dat leidt tot het nodige getob. Heb ik een luier verkeerd aangebracht? Ben ik vergeten bloemen te kopen?...
…Turkmeense vrouwen hebben hun trots. U denkt mogelijk dat het strenge regime in Turkmenistan ieder greintje fierheid gebroken zal hebben. Misschien is dat zo wat de mannen betreft. De vrouwen zijn ze vergeten.
Misschien speelt de lockdown deze keer ook een rol. Er zijn mensen die daar niet zo goed tegen kunnen, die langzaam hun zicht op de werkelijkheid verliezen vanwege het gebrek aan perspectief. Uit machteloosheid vallen ze dan uit tegen de nabije omgeving. Er zijn zulke mensen.
We kunnen ook niet uitsluiten dat mijn Turkmeense vrouw moeite heeft met mijn niet aflatende speurtocht naar de daders van de criminaliteit die ons huishouden heeft getroffen. En dat ze het oncomfortabel vindt dat ik haar betrokkenheid nog steeds niet uitsluit.
Maar dan heb je aan mij een kwade. Ik doe dit niet voor mijn lol en ik schrap geen mensen van mijn verdachtenlijstje met verre ooms, die goud in hun tuin begraven – ach u kent de situatie inmiddels wel…
…en trouwens, als we een zwijgwedstrijdje gaan doen, win ik. Er is niemand die zo lang zijn mond kan houden. Ik ben een schrijver tenslotte. Het geschreven woord – dat is mijn uitlaatklep. Praten hoeft voor mij niet zo.
Misschien is er nog iets anders aan de hand. Mijn Turkmeense vrouw heeft wat moeite met de stand van haar haar. Het is hier en daar wat dun naar de zin. Klopt wel. Maar ze draagt het kort, wat haar goed staat en – hoe tegenstrijdig het ook mag klinken – vaster oogt en beter dekt.
Ze oppert wel eens een transplantatie. Ik ben er geen fan van. Het is prijzig en het resultaat is meestal niet om over naar huis te schrijven. Bovendien: áls we in dit huishouden budget gaan vrijmaken voor de aanschaf van haar dan weet ik nog wel wat urgentere bestemmingen…
…Mijn haar begon serieus uit te vallen rond mijn vijfentwintigste. Ik dacht eerst dat ik iets verkeerds gegeten had. Maar het werd snel duidelijk dat het probleem dieper lag.
We mogen gerust spreken van een life defining moment. Tot dan vertrouwde ik altijd op mijn looks. U zult het misschien niet geloven maar ik zag er – met mijn lange, donkere lokken vol gel - uit alsof ik zo uit een populaire boyband was komen lopen.
Vrienden beklaagden zich er wel eens over. Vrouwen kwamen naar hen toe om te vragen wie ik was en of ze mijn telefoonnummer konden hebben. Zonder haren, zo was ik bang, zou ik net zo worden als zij en de rest van mijn leven andermans nummers uitdelen.
Het leek me raadzaam meer diepgang aan mijn repertoire toe te voegen. Ik ging lezen en schrijven. Als ik mijn haren nog had gehad, hing ik waarschijnlijk nog steeds rond in disco’s en had u nooit van mij gehoord. Nu ook niet, dat klopt natuurlijk, totdat mijn wc-deksel verdween.
Ik besloot toen ook mijn hoofd kaal te scheren. Zo wilde ik het verval stoppen. Iets dat langzaam wijkt, trek ik slecht. Iets dat van de ene op de andere dag weg is, daar kan ik mee leren omgaan. Dat kón ik tenminste. Vandaag de dag sta ik daar wat anders in.
Ik had u dit willen besparen, ik had u zoveel willen besparen. Maar het is alsof er een beerput is opengezet en zonder deksel laat deze zich ook niet zo eenvoudig meer sluiten.
Als ik een slechte schrijver was, zou ik menen dat dat laatste een mooie vondst is en er voor vandaag mee ophouden. Nu vind ik het een zo kitscherige passage dat ik hem eigenlijk wil schrappen. Maar het is wel waar, dus daarom laat ik het staan.
Een paar dagen terug hield ik een nieuwe peiling op dit medium. Ik vroeg u naar het dieperliggende thema van dit relaas. Het gros vinkte ‘seks’ aan. Ik weet niet of de wens hier de vader is van de gedachte. Maar wat ik wel weet is dat we hier heel ver van verwijderd zijn. Image
Toch kom ik vooruit. Net voordat mijn vrouw ophield met praten, wees ik haar erop dat de kappers hier volgende week weer opengaan. Je moet wat om de conversatie gaande te houden in deze karige tijden.
Whatever, zei ze, ‘ik ben al een half jaar niet geweest en ik houd dit vol.’ En dan, op die quasi-plagerige toon waar vrouwen een patent op hebben: ‘Ik spaar voor een haartransplantatie die ik van mijn man niet krijg.’ Sindsdien is het stil tussen ons en kan ik nadenken.
Mijn vrouw spaart dus. Wat levert een knappe wc-deksel tegenwoordig op in het illegale circuit? En hoeveel tikt De Slegte af voor een restvoorraad boeken met veel potentie, die er evenwel nog niet is uitgekomen?
Interessant… Schokkend…
Toen mijn eerste boek verscheen was ik ‘n zenuwinzinking nabij. Het ging over drie wilde zakenmannen en twee ervan hadden niet zo een trek in mijn exercitie. Hoe gaat het boek heten, vroegen ze? Cowboys of Industry, zei ik trots, want ik vond dat een gevatte titel.
Zij zagen dat anders. Cowboys? Wij? Als er één letter fout is, procedeer ik je de vernieling in, was de boodschap van de wildste van het stel. Dat hij dure advocaten kan betalen en ik niet, had u zelf vast al bedacht, hij is zakenman tenslotte, en ik ben een wannabe-schrijver.
Sommigen noemen mij een tobber. En misschien zit daar wat in. Want ik heb wat afgetobd in die dagen. Ik wil hiaten in een verhaal nog wel eens aanvullen met een snufje eigen fantasie. Komt de leesbaarheid ten goede. De juridische houdbaarheid niet per se dus ik maakte me zorgen.
Er was een moment dat ik ervan af wilde. Ik wilde het hele project afblazen. Maar daar was het toen al veel te laat voor. De boeken waren al gedrukt. Ik moest iets anders bedenken en dit werd het plan: ik zou alle boekhandels in het land afrijden en alle exemplaren opkopen…
…Niemand zal mijn boek te lezen krijgen, de cowboys in kwestie kunnen hun juridische pistolen opbergen en ik kan weer rustig slapen. Dat was het plan. Gebrek aan ambitie kan niemand mij ontzeggen.
Het is dat iemand mij zei dat dit een domme onderneming zou zijn. ‘Als jij alle boeken opkoopt, sta je in no time bovenaan de bestsellerlijsten en drukt je uitgever er nog lekker wat exemplaartjes bij. Kun je weer opnieuw op pad.’
Hij had een punt. Uiteindelijk heb ik mijn debuut met gebogen hoofd ondergaan, hopende dat er niet teveel ophef zou ontstaan. Dat laatste is uitgekomen. Ophef bleef achterwege. Alles bleef achterwege. En dat was nou ook weer niet de bedoeling.
Ik moest hier vandaag weer eens aan denken toen ik vanaf de bank staarde naar de lege plekken in de boekenkast tegenover mij. Ik houd van mijn Cowboys-boek, al zijn er duizend dingen die ik nu anders zou doen…
…Wat zou ik er graag weer eens doorheen bladeren, wat zou ik graag nog eens de stoere typeringen lezen die ik gebruikte voor de hoofdpersonen - typeringen waar ik me destijds zoveel zorgen over maakte, maar nu, met alle afstand, niet meer. Maar de boeken zijn gestolen.
Waarschijnlijk zijn ze verbrand door het pyromanengilde van hiernaast. Ik heb zitten graven in hun tuin rond de plek waar ze hun vuurtjes stoken. Hele brokken zand verdwenen in een juten zak die ik mee naar huis zou nemen voor inspectie.
Maar de juten zak ligt nog in hun tuin, omdat er een grote hond werd losgelaten dan wel omdat er een slim alarm afging met het geluid van een blaffende hond – hoe dan ook, omdat het me verstandig leek het hazenpad te kiezen, ook al hield dat in dat ik de zak moest achterlaten.
Volgt u het nog? Nu ligt die zak daar, onder een dun laagje sneeuw. Tussen de hopen zand die ik verzamelde liggen mogelijk de verbande snippers van mijn eerste boek, dat uiteindelijk verscheen als ‘De cowboys van het bedrijfsleven’, omdat de uitgever geen Engelse titel wilde.
Waarom liet ik mij intimideren door die zakenmannen? Waarom hield ik niet vast aan de boektitel die ik zelf bedacht had? Waarom sloeg ik op de vlucht voor wat vals geblaf? Waarom laat ik anderen over mijn lot beslissen? Altijd weer?
U zult inmiddels wel begrijpen waarom ik het weghalen van die wc-deksel niet over mijn kant kan laten gaan. Het verdwijnen van de deksel staat symbool voor alles wat fout is gegaan. Het terugvinden moet het begin markeren van betere tijden, van de final push naar heldendom.
Toen ze nog met me sprak, zei mijn Turkmeense vrouw eens ‘waarom ga jij niet in dat oersaaie programma zitten dat drie uur duurt en in augustus wordt uitgezonden? Echt iets voor jou.’ Ze bedoelde Zomergasten. Ze had gelijk. Waarom zit ik daar niet in?
Op een ander moment deed mijn vrouw een theorie van een of andere Russische relatie-psycholoog uit de doeken. Deze ‘expert’ stond stil bij de vraag: wat is de beste combinatie, een zwakke met een sterke partner, of twee zwakke dan wel twee sterke partners samen?
Mijn vrouw zei: ‘Je zou denken dat je 'n sterke aan een zwakke partner moet koppelen om aan de ene kant te voorkomen dat de sterke partner continu weerstand krijgt, met ruzie als gevolg, en aan de andere kant ervoor te zorgen dat de zwakke iemand heeft om zich aan op te trekken.’
Niet dus, vervolgde mijn vrouw. ‘Als de sterke geen weerstand krijgt, omdat de ander zwak is, kan de sterke grootheidswaanzin krijgen, met alle risico’s van dien. En de zwakke wordt alleen maar zwakker als hij of zij een partner heeft die over hem of haar heen walst.’
Mijn vrouw zit vol met dit soort wetenswaardigheden. Ik moet toch eens nagaan welke nieuwskanalen zij aftapt. Dit soort informatie bereikt mij namelijk nooit. Ik kan u alles vertellen over Brexit of AstraZeneca. Maar wie kan dat niet? Wat zij vertelt, hoort u nergens anders.
Het is jammer dat ze nog steeds niet met me praat. Een gelukkige vrouw is een goede vrouw, zei Donald Trump ooit. Althans, ik meen dat hij dat ooit zei. Citeren is nooit mijn grootste kwaliteit geweest.
Is mijn vrouw gelukkig? Staat het feit dat ze op mijn verdachtenlijstje prijkt aan haar geluk in de weg? Is zij de sterke partner en ben ik de zwakkeling, of zijn wij allebei krachtig en dus gedoemd tot een honderdjarige oorlog?
Een man die op zichzelf wordt teruggeworpen heeft veel om zich in te verliezen. Het is maar goed dat de wc-deksel weg is, dat houdt dit relaas nog een beetje bij elkaar.
Mijn tweede boek kwam in rustiger weer op de markt. Het onderwerp was ook minder sinister. Brexit was de aftrap voor vier jaar ramptoerisme. Iedereen had ruzie met elkaar, maar niemand had ruzie met mij. Het was de perfecte wereld. Voor een journalist wel te verstaan.
Het enige probleem dat ik op het laatst ervoer is dat het allemaal te makkelijk werd. Het verhaal had van zichzelf al zoveel jus dat ik er niets meer bij hoefde te verzinnen.
En dus vond ik er geen klap meer aan.
Iedereen die wel eens een boek geschreven heeft, weet dat het begin het probleem niet is. De eerste zin is tegenzin. Maar als die er eenmaal staat, gaan de dijken open en beginnen de woorden te stromen.
Het einde is ook niet het probleem. Tegen de tijd dat je daar bent gearriveerd, weet je precies waar je heen wilt en is er ook dat voldane gevoel dat je er bijna bent, wat voor verlichting zorgt en vaak nog wat fraaie, resumerende uitsmijters kan opleveren.
Het middenstuk is het euvel. Daar moet je oppassen. Je moet richting gaan geven aan de gedachtes die je tijdens de openingszetten de vrije loop liet. Je moet knopen doorhakken: dat wel, dat niet. Hak je de verkeerde knopen door, dan kan je jezelf zomaar schaakmat zetten…
…En dan is alles voor niets geweest en moet je proberen het droog te houden als je hongerige kinderen je aankijken en je vrouw jou vraagt: vlot het een beetje met die bestseller waar alles voor moest wijken, je gezin niet in de laatste plaats?
Schrijven is problemen oplossen die jezelf hebt gecreëerd, zei Renate Dorrestein ooit, als ik me niet vergis. Maar dat zou impliceren dat er nog wat op te lossen valt. Vaak is dat niet het geval. Tenzij je bereid bent opnieuw te beginnen.
Harry Mulisch had een andere theorie. Volgens hem moet je juist oppassen in het begin, als alles nog zo lekker lijkt te lopen. Hij was voorstander van – vergeef me deze uitdrukking – een uitgestelde ejaculatie.
Het is net als bij vissen, zei Mulisch, ‘je hebt beet, maar trek het beestje niet te snel naar de kant, want dan knapt het lijntje. Laat het visje zichzelf eerst vaster in de haak bijten, moe worden, en haal het dan rustig binnen.’ - Of woorden van die strekking.
Het mysterie v de verdwenen wc-deksel oplossen is als het schrijven van een boek. In het begin zat ik boordevol ideeën over wie het gedaan kon hebben en hoe ik deze figuur in de val kon lokken. Nu moet ik bedachtzamer opereren. Als ik nu fouten maak, is de dader straks gevlogen.
Of heb ik, volgens de Muilisch-doctrine, al zoveel noodlottige fouten gemaakt voordat ik begon, dat de vis allang van de haak is gevallen en naar de overkant is gezwommen?
Ik moet helder blijven in mijn bovenkamer. En juist daar rommelt het. Wat er nu gebeurt, was altijd mijn grootste angst toen er kinderen kwamen. Ik was bang nooit meer te zullen slapen. En als ik niet goed slaap, kan ik niet meer helder denken en blijft er niets meer van me over.
Het is meegevallen, dat slapen. Maar het helder denken? Hmmm. We leven in verwarrende tijden. Daar kan ik mijn kinderen moeilijk de schuld van geven. Mijn onschuldig ogend zoontje zeker niet. Mijn Russisch sprekend dochtertje? The jury is still out there.
Als je twee kinderen hebt die voor weinig problemen zorgen, zijn er altijd mensen die over een derde beginnen. Meestal de moeder. Zo ook in dit geval. Maar ik zei nee. Ik ben wat zorgelijker aangelegd en dacht: twee keer ging het goed, maar je moet het lot niet tarten…
Lastig natuurlijk. In relaties kun je concessies doen. Als de een graag op vakantie gaat in Frankrijk en de ander in Duitsland, doe je of allebei, of de ene zomer dit en de ander dat. Maar je kunt niet 2,5 kind nemen. In dat geval, vind ik, moet je naar beneden afronden.
Zo geschiedde. Maar niet zonder slag of stoot. Mijn Turkmeense vrouw trakteerde mij op een van haar fameuze zwijgperiodes. Drie weken geen woord. Toen was het voorbij. Haar eerste woorden: ‘Zet je wel een helm op als je gaat fietsen’. Ik heb dat gedaan, ook al haat ik die dingen.
De drie weken zwijgen was uitzonderlijk. Normaal duurt het maar een paar dagen. Maar wat die drie weken hanteerbaar maakten is dat ik de reden achter het zwijgen wist. Meestal moet ik daar naar gissen. Zoals nu.
Volgt u het nog? Ik heb steeds meer de neiging om u deze vraag te stellen. Er gebeurt zoveel en zo weinig tegelijk, dat ik me goed kan voorstellen dat het u begint te duizelen af en toe. Mij ook, laat dat een troost zijn.
Mijn dochtertje dan maar. Toen we hier net woonden zei ik tegen mijn Turkmeense vrouw: ik neem haar mee naar de speeltuin, heb jij effe een moment voor jezelf. Ons zoontje lag te slapen, onschuldig als altijd.
In de speeltuin ging het mis. Ik checkte de voetbaluitslagen op mijn telefoon terwijl mijn dochter achter een in gebruik zijnde schommel langsliep. Een zwieper van jewelste, dochtertje schreeuwde iets in het Russisch en ik voegde daar wat Helmonds aan toe.
Daarna tranen, heel veel tranen. Een uur lang. Toen zei ik: we moeten nu naar huis anders wordt mama ongerust, maar kun je een geheimpje houden? Dat kon ze. Geen woord. Ik was gered. Maar nu denk ik: wat kan die meid goed geheimpjes houden, wat kan zij dat zorgwekkend goed zeg…
Ik moet er een eind aan breien voor vandaag. Ik tob teveel en dat levert niet veel tastbaars op. Het begon nog lekker, maar ik ben waarschijnlijk de mist in gegaan ergens halverwege dit verslag. Ik heb daar problemen gecreëerd die ik niet meer kan oplossen.
En nu sta ik schaakmat.
Het gevoel anders te zijn, had ik al op jonge leeftijd. Ik won een prijs op een fancy fair in Helmond en mocht kiezen tussen een wekker en een vulpen. Ik was een jaar of acht en achter mij stonden wat jongens van rond de tien. ‘Dat ie daar zo lang over na moet denken’, zeiden ze.
Voor hen stond vast dat een wekker superieur is aan een pen, omdat een wekker groter is en ook nog eens geluid maakt. Maar ik had iets met die pen. De enige reden dat ik wachtte om mijn keuze bekend te maken was dat ik hoopte dat zij eerst zouden ophoepelen.
Maar dat deden ze niet en ik kon mijn keuze niet langer uitstellen. ‘Ik neem de pen’, zei ik. ‘Weet je het zeker’, vroeg de man achter het kraampje ook nog. ‘Ja, ik weet het zeker.’ Achter mij kwamen ze niet meer bij.
Ik ben anders. Dat wist ik toen al. Maar van daar is het nog een hele stap naar speciaal zijn. Gevoelens daaromtrent kwamen later. Ik ging er zo in mee dat ik enige tijd serieus gedacht heb dat ik op mijn 33ste aan mijn einde zou komen. Net als Jezus.
Tenenkrommend simplistisch inderdaad. Toen ik 34 was en nog steeds leefde, stelde ik mijn nieuwe sterfjaar vast op 46. Waar dat vandaan kwam? Joost mag het weten. Mogelijk was het de uitkomst van een moeilijke rekensom die ik in een van mijn dromen gemaakt heb.
Nu ben ik vijftig en zit ik volgens mijn eigen berekeningen dus al ver in de blessuretijd. Dat is mooi meegenomen, die extra tijd, maar haalt wel dat hele idee van bijzonder zijn overhoop. Ik ben een simpele ziel van laat-middelbare leeftijd, zonder grootse daden te overleggen.
Toch heb ik het idee dat ik continu op de proef gesteld word. Dat ik beproevingen moet doorstaan om, als het ware, naar de volgende ronde door te mogen gaan. Andere mensen krijgen een walk-over. Ik moet het verdienen. Dat gevoel heb ik heel sterk.
Of dat betekent dat er misschien toch iets bijzonders aan de hand is met mij? Dat ik die beproevingen moet doorstaan in naam van de hele mensheid? Dat ik een martelaar ben? Ik heb die gedachte nog niet losgelaten.
Waarom ik u lastig val met dit ge-theologiseer? Omdat ik wil dat u begrijpt dat de verdwijning van mijn wc-deksel past in een patroon dat ik al mijn hele leven moet ondergaan. En dat het ook niet de bedoeling is dat ik het erbij laat zitten. Want als ik dat doe ben ik ‘af’.
Zou de Poolse klusjesman ook worstelen met dit soort vraagstukken? Of doet ie zijn ding om vervolgens zijn ogen te sluiten, wat te slapen, op te staan, en nogmaals zijn ding te doen? Dag in dag uit.
Het meenemen van mijn wc-deksel gaf mogelijk wat kleur aan het bestaan van de Poolse klusjesman. Maar misschien grossiert hij in die dingen en heeft ie er al duizend van staan thuis. Misschien voelt ie zich uitverkoren om de mensheid van wc-deksels te beroven.
Dat de Poolse klusjesman zijn oog liet vallen op het ergonomische kussen dat in mijn burostoel ligt, verraadt op zijn minst enige excentriciteit, enig gevoel anders te zijn dan andere klusjesmannen. Voelt ie zich verheven boven zijn soortgenoten? Wat moet hij met zo’n kussen?
En die Latijns-Aziatische vuurtjesmakers van hiernaast. Zouden zij het gevoel hebben speciaal te zijn? Je kunt het je nauwelijks voorstellen gegeven het feit dat ze allemaal op elkaar lijken. Maar je weet het soms niet.
Dat mijn vrouw speciaal is, behoeft geen betoog. Zij komt uit Turkmenistan en meent het recht te hebben mij bij tijd en wijle te kunnen trakteren op zwijgperiodes van Bijbelse proporties. Heel bijzonder allemaal.
Mijn dochtertje spreekt Russisch met een Vlaamse tongval en Vlaams met een Russische intonatie. Ik vraag me af of er daar nog veel meer van zijn. Mijn zoontje ten slotte oogt zo onschuldig dat het bijna ongeloofwaardig wordt. Ook dat is bijzonder.
We hebben dus te maken met een cast die overwegend bijzonder is dan wel bijzonder denkt te zijn. Dat is de situatie waar ik mee te dealen heb. Is dat wel eens eerder beschreven in de literatuur? Zijn daar boeken over?
Ik speurde vandaag mijn geplunderde boekenkast af op zoek naar een antwoord op die vraag. Het is niet veel soeps, was mijn conclusie toen ik de kast aanschouwde. Er staan weinig boeken tussen waar ik echt van genoten heb.
Natuurlijk, De Avonden van Gerard Reve. Een prachtig verhaal over wijkende haargrenzen. Een boek hoeft niet dik te zijn om veel te vertellen. Sterker nog, ik vind alle boeken van meer dan 350 pagina’s verdacht. Daar is iemand niet streng genoeg geweest, denk ik dan altijd.
Ik heb De Avonden driemaal gelezen en sluit niet uit dat ik er een vierde keer komt. Maar het is een verhaal over doodgewone mensen. Niet onbelangrijk. Maar onbruikbaar ter inspiratie voor de oplossing van het probleem dat me nu al enkele weken van straat houdt.
Er staan drie boeken van Haruki Murakami in mijn kast, een Japanse schrijver die niet doet aan boeken van minder dan 500 pagina’s zo lijkt het. Alleen Norwegian Wood blijft binnen de marges van het acceptabele. Het is geen toeval dat dit dan ook Murakami’s beste is. Image
Murakami’s boeken vond ik prettig om te lezen vanwege de dromerige sfeer die erin wordt opgeroepen. Maar ik zou niet meer weten waar ze over gaan en ik ga ze toch echt niet nog eens doornemen.
Het plankje met de werken van Michel Houellebecq dan misschien? Deze Franse geweldenaar schrijft boeken naar mijn hart. Over verknipte hoofdfiguren met een rijke fantasie die worstelen met het leven en de onvermijdelijke afloop ervan. Tobbers, zijn het, allemaal. Image
In een van de boeken, ik weet niet meer welke, filosofeert de hoofdpersoon over ouder worden. Hij zegt dat het proces zich in fases van zeven jaar voltrekt. Zeven jaar lang verandert je uiterlijk nauwelijks…
…Maar dan, van de ene op de andere dag, kom je in een andere, oudere klasse terecht. Ik herken dat wel. Ik werd lange tijd zo’n zeven jaar jonger geschat dan ik ben. De laatste tijd niet meer.
Was mijn leven anders gelopen als ik destijds toch voor de wekker was gegaan? Die Helmondse jongens achter mij hadden me dan waarschijnlijk op mijn schouders geslagen en me gefeliciteerd met mijn keuze. Ik was bevriend met ze geraakt…
…en ik was in Helmond gebleven, aan de goede kant van het kanaal en getrouwd met het meisje van om de hoek. Ik had me niets in mijn hoofd gehaald. Ik zou vandaag de dag nog steeds vijftig zijn en nog steeds geen grote daden te overleggen hebben…
…maar ik zou iedere dag op tijd wakker zijn geworden en kleine kinderen hebben als dertiger en niet als vijftiger, zoals nu het geval is. Ik zou niet met een grijze baard op de besneeuwde speelplaats hebben gestaan, me realiserend…
…dat ik inmiddels drie dingen kwijt ben. Een wc-deksel. Een restpartij boeken. En de stem van mijn vrouw die in mijn oren fluistert: je bent de allerbeste man van de hele wereld, al mijn zussen zijn jaloers op mij.
Zij heeft er vier. Zussen bedoel ik.
Ik had mijn moeder aan de lijn vandaag. Ze geniet van achter haar raam van de sneeuw in Helmond. Ze zou er graag doorheen banjeren, maar is niet zo goed ter been. En omdat op haar scootmobiel geen winterbanden liggen, blijft ze binnen.
Niet dat winterbanden veilige tripjes zouden garanderen. Ik herinner me dat ze die scootmobiel net had en een stelling omver reed in de Hema. Excuses aan de winkelmedewerkers? Vergeet het maar. Die kregen te horen dat ze de gangpaden te smal hadden gemaakt.
Mijn moeder is een karakter, zoals dat tegenwoordig heet. Ze heeft eigenschappen die mij ook van pas zouden komen. Ze is assertief en ‘aanwezig’. Als ze ergens binnenkomt, zal niemand dat ontgaan. Ik kan ergens arriveren en dood neervallen. Niemand die er acht op slaat.
Mijn moeder kan je de oren van je kop lullen. Ze staat nooit met haar mond vol tanden. Ik wel. Ik moet altijd naar woorden zoeken. Het gaat niet vanzelf bij mij. Vooral praatjes over niets zijn lastig. Dat kan vervelend zijn, aangezien een deel van mijn werk bestaat uit wachten…
…bijvoorbeeld op een persconferentie of op een persoon die ik wil interviewen. Dan zit je met wat mensen bij elkaar en heb je tijd te vullen. Een gesprek over onze reden van bestaan werkt dan niet. Een verdwenen wc-deksel is een betere optie. Misschien moet ik dat eens proberen.
Enfin, mijn moeder sprak over koetjes en kalfjes, terwijl ik mijn gedachtes de vrije loop liep. Ik dacht aan vroeger, aan onze kampeervakanties in Frankrijk en Duitsland. We hadden een vouwcaravan - zo’n aanhanger die je kunt uitklappen, waarna er een grote tent ontstaat.
Tijdens een vakantie in de Vogezen werden we opgeschrikt door een vrouw die haar tent kwam uitrennen, omdat er een slang in haar bed lag. Voor mijn moeder was dat de druppel. De vouwcaravan moest weg. Als we willen kamperen, dan met een échte caravan die je kunt afsluiten.
Maar er was geen geld voor een caravan. Dat was een probleempje waar mijn ouders een creatieve oplossing voor bedachten: de spaarboekjes van de kinderen.
Geloof het of niet, maar dat is wat er gebeurde. De spaarboekjes werden leeggeschud, zodat mijn moeder in een caravan kon liggen. Een kleine caravan. Voor ons was er geen plaats. Mijn broers en ik werden ondergebracht in een tentje dat naast de caravan stond…
…blootgesteld aan de gevaren van het buitenleven. Wij drieën hebben dus een transactie gefinancierd waar we zelf slechter van werden. De stacaravan bood in ieder geval nog enig comfort en veiligheid. Zo’n tentje natuurlijk niet. We waren het haasje en ook nog eens platzak.
Ik onderbrak het koetjes-en-kalfjesrelaas van mijn moeder om de caravankwestie naar voren te brengen. ‘Hebben jullie ons überhaupt in de situatie gekend?’, vroeg ik, ‘is er enige vorm van overleg geweest? Is ons daarbij het complete plaatje geschetst…
…dus incluis de gevaarlijke verbanning naar het tentje. En wat is er gedaan met onze visie hierop?’ Legitieme vragen, mede gelet op de situatie waarin ik momenteel verkeer. Ook nu zijn dingen weg. Ook nu kan ik me niet herinneren dat ik ergens toestemming voor gegeven heb.
Volgens mijn moeder is alles in goed overleg gegaan. ‘Ik weet het nog goed, zei ze. ‘Jullie zaten met zijn drieën in bad en ik heb het jullie voorgelegd. Of jullie een caravan wilden en of het goed is dat we jullie spaarboekjes daarvoor gebruiken. Prima, zeiden jullie.’
We zaten met zijn drieën in bad?! Hoe oud waren we dan wel helemaal? ‘Toch zeker een jaar of vijf’, was het antwoord.
Kijk, we kunnen hier natuurlijk overheen stappen. Het is heel verleidelijk om deze kwestie te laten rusten. We hebben fijne vakanties gehad met die caravan. En wij zijn niet vergiftigd door een slangenbeet en ook niet opgegeten door een beer.
Maar dat is hetzelfde als nu tegen mij zeggen: ‘Je kunt toch nog steeds naar je toilet? Je kunt toch nog steeds doortrekken? En je hebt nog genoeg andere boeken en anders schrijf je er nog eentje. Wat zeur je nou.’
Ik heb de kwestie met de wc-deksel die hier voorligt nu bekeken door een juridische bril, door een mathematische bril en door een theologische bril. Ik heb zelfs naar antwoorden gezocht in de wereldliteratuur, ook al wist ik dat je daar zelden antwoorden vindt…
…Nu wordt het tijd voor een psycho-filosofische benadering. Mijn leven staat in het teken van verdwijningen, van verlies. Het is een rode draad. Telkens zijn er andere mensen in de buurt…
…Wat dat betreft maakt het dus niet uit of je omringd wordt door familie, Helmonders van om het even welke kant van het kanaal, dan wel citizens of nowhere. Het resultaat is hetzelfde. Dingen ontvallen me…
…Een logische stap zou zijn me terug te trekken in een hutje op de hei, voor de deur te gaan zitten en woest te blaffen tegen iedereen die in de buurt komt. Dat zou een logische stap zijn en zou de levenslange golf aan onteigeningen kunnen stoppen…
…Maar het is te laat daarvoor. Ik heb een Turkmeense vrouw, die weliswaar niet meer met mij praat, maar waar ik me toch over ontfermd heb, en ik heb een dochtertje die ik de helft van de tijd niet versta, maar aan wie ik schatplichtig sinds dat schommelincident in de speeltuin…
…en ik heb een zoontje die zijn bed vollaadt met gereedschap van een kennis van twee straten verderop, maar die zo onschuldig oogt dat ik hem onmogelijk kan achterlaten.
Om kort te gaan: dromen over een hutje op de hei - das war einmal.
Toen Miss Turkmenistan voor de eerste maal mijn bed inkroop vroeg ze of ik haar iets wilde voorlezen. Ik was van mijn à propos. Dit wordt heel kinky, heel weird of gaat helemaal de verkeerde kant op, dacht ik.
Het was in een hotelletje in Arrecife, Lanzarote, en ik wilde haar niet teleurstellen. Daar had ik immers nog de hele nacht voor. Dus ik pakte mijn vakantieboek van het nachtkastje. A man in love van Karl Ove Knausgard.
De Engelstalige versie inderdaad. Het boek is uit een serie van zes autobiografische vertellingen van de Noorse schrijver. Geen enkele voldoet aan de Schiffers-doctrine dat een goed verhaal in max 350 pagina’s te vertellen moet zijn en dat wat daarboven uitkomt verdacht is.
Toch heb ik ervan genoten. Knausgard heeft een rake manier van schrijven. En ik herken veel van wat ie denkt en voelt. In A man in love beschrijft hij dat hij verliefd wordt en zich eraan overgeeft, totdat de nieuwigheid eraf is en zijn roeping weer om aandacht vraagt.
Hij heeft tijd nodig voor zichzelf, moet alleen zijn, kranten lezen, boekhandeltjes afstropen, gedachten de vrije loop laten, zonder dat ze onderbroken worden door een vrouwenstem die om aandacht vraagt. Maar hij weet niet hoe dit te zeggen zonder teleurstelling te veroorzaken.
Het was misschien aardig geweest als ik die passage had voorgelezen aan Miss Turkmenistan, die nacht dat ze voor het eerst mijn bed inkroop. Dan had ik meteen mijn grenzen kenbaar gemaakt en haar iets meegegeven waar ze over na kon denken voor we verder zouden gaan.
Maar ik was nog niet zo ver in het boek, dus onbekend met die passage. Bovendien sprak ze op dat moment nauwelijks Engels, waardoor de boodschap toch niet was overgekomen. Komt bovenop dat ik niet zo een goede voorlezer ben. Nu ja, ik kan op zich goed voorlezen…
…maar niet zo levendig. Op de lagere school moesten we eens om de beurt een stuk voorlezen, zodra je hakkelde was je af en moest iemand anders verder. Het gros was na maximaal twee regels gezien. Ik heb een uur gelezen, het hele boek uit. Toen ik opkeek, lag iedereen te pitten.
Dat kon niet de bedoeling zijn tijdens die eerste maal dat Miss Turkmenistan mijn bed inkroop. Dus ik begon met opzet snel te hakkelen, zei dat ik af was, wat tot blikken van onbegrip leidde, die ik negeerde, terwijl ik – met wisselend succes - overging tot de orde van de nacht.
Over Knausgard nog. In zijn autobio-serie zoomt hij rücksichtslos in op mensen in zijn omgeving. Zijn ex-vrouw, zelf ook schrijver, steunde hem daarin, maar was ongelukkig met het eindresultaat en zei dat Knausgard zo een typische man is die niet over vrouwen kan schrijven.
Ik hoop dat Knausgard zijn schouders heeft opgehaald bij die opmerking. Iemand de literaire vrijheid geven, maar dan klagen over het eindresultaat, is gratuit. Ik sta achter Knausgard, ik houd me ook niet in als het gaat om mijn naasten.
Dat zou u ook niet willen, toch? In mijn geval zijn er natuurlijk justitiële gronden om va banque te gaan, dat klopt. De kans is meer dan reëel dat mijn gezinsleden iets van doen hebben met de verdwijning van enkele dierbare objecten, niet in de laatste plaats de wc-deksel.
Maar ook als deze gronden er niet zouden zijn, zou ik geen terughoudendheid voelen mijn omgeving te gebruiken voor literair gewin. Wat dat betreft voel ik mezelf wel een beetje de Knausgard van de Lage Landen…
Genoeg hierover. Ik weet niet hoe het bij jullie is, maar hier begint het te dooien. De juten zak met zand die ik bij de buren moest achterlaten, omdat ik werd opgeschrikt door een blaffende hond, dan wel een alarm met het geluid van een blaffende hond, zal morgen blootliggen.
De afgelopen dagen lag er een dun laagje sneeuw over, zodat de buren waarschijnlijk nog niets gezien hebben. Vanaf morgen zal dat anders zijn. De zak bevat belangwekkend bewijsmateriaal over de verdwenen spullen. Dus als ik er nog iets mee wil, is vannacht mijn laatste kans.
Ik moet opnieuw het dakterras oversteken en afdalen langs de regenpijp. Ik moet me opnieuw begeven in het hol van de leeuw. Deze keer hoef ik geen spade mee te nemen, dus heb ik mijn handen vrij voor de juten zak…
…die ik dus niet naar boven hoef te slingeren, zoals de vorige keer zo jammerlijk mislukte. Dat maakt de kans op een nieuw echec een stuk kleiner. Daar staat tegenover dat de buren deze maal gewaarschuwd zijn…
…zodat ze hun honden mogelijk al wat sneller zullen laten blaffen dan de laatste keer het geval was. Ik moet mijn hoofd koel houden. Tot nu toe zijn al mijn gedachtes goed geweest, maar ging het door botte pech fout bij de uitvoering. Eens moet het tij keren.
Blijft u erbij? Belt u de politie deze keer wel mocht u morgenavond niets van mij gehoord hebben?
U weet wat ze zeggen. In de aanblik van de dood trekt een heel leven in een split second aan je voorbij. Ik wist nooit of dat klopte. Want hoewel ik er de leeftijd voor heb, had ik nog nooit een bijna-doodervaring meegemaakt. Wel bijna-bijna-doodervaringen.
Zo was ik ooit met een jeugdvriend in een charmant bergstadje in Venezuela. We flaneerden wat door het centrum en waaierden onbekommerd uit naar een buitenwijk. Tot iemand ons staande hield en het gebaar maakte van een hals die wordt doorgesneden.
Hij wilde ons duidelijk maken dat we gevaar liepen. Als we door zouden lopen, zouden we in een wijk belanden waar je je leven niet meer zeker bent. We schrokken. Dit was wat anders dan de brug van #Helmond oversteken en voor ‘kakker’ worden uitgescholden.
Een ander heikel moment had plaats in Thessaloniki, een stad in Noord-Griekenland waar ik als Erasmus-student verbleef. Er dreigde oorlog met buurland Turkije over een paar eilandjes. Maar dat was niets nieuws, dus ik liep onbezorgd de stad in.
Plots zwiepte er een deur open. Ik keek in de opening van een paar geweerlopen. Ze behoorden toe aan een soldaat, althans aan iemand in een soldatentenue. Alsof er niets aan de hand was, stapte hij uit. Maar ik dacht: zijn ze geladen, die geweren? En wat als ze waren afgegaan?
Dit waren momenten die zich hadden kunnen evolueren tot bijna-doodervaringen. Of meer. Maar dat is niet gebeurd en de film van mijn leven werd niet afgespeeld toen die Venezolaan dat veelzeggende handgebaar maakte en ook niet toen die geweerlopen naar mij wezen.
Maar wat ik afgelopen nacht heb meegemaakt, kwalificeert zich mogelijk wel als een bijna-doodervaring. Want in de luttele seconden die nodig waren om langs de regenpijp naar mijn dakterras te kletteren voltrok zich een maand aan ontwikkelingen. Geen heel leven, I know, maar toch.
Een reconstructie. Ik had besloten dat ik wegens invallende dooi opnieuw moest afzakken naar het perceel van de buren. Ik mis een wc-deksel en een voorraad boeken. De buren zijn logische verdachten, omdat ze uit vage contreien komen en graag vuurtjes stoken.
Ik kan hun perceel bereiken via mijn dakterras en een regenpijp. Ik heb dat gedaan in de nacht voordat het begon te sneeuwen. Maar de opbrengst van die expeditie, een juten zak met aarde, moest ik achterlaten omdat de buren hun honden los lieten…
…dan wel een alarm lieten afgaan met het geluid van een blaffende hond, omdat zo een systeem goedkoper is dan de koppeling van een alarm aan een security team en bovendien effectiever. Volgt u mij nog?
Anyway. Sindsdien lag die zak daar gecamoufleerd – een geluk bij een ongeluk – door een laagje sneeuw. Ik moest terug omdat de oplopende temperaturen de zak weer aan de oppervlakte zouden brengen…
…In dat geval zou al mijn werk voor niets zijn geweest. Ze zouden de zak ongetwijfeld naar binnen slepen en de inhoud, waar ik zoveel belang aan hechtte, laten verdwijnen. Zo zijn die gasten.
Dus gleed ik afgelopen nacht, toen mijn huis en de rest van het dorp lag te maffen, opnieuw naar beneden langs de regenpijp. Ik stofte de zak af, opende deze en betastte de inhoud. De brokken zand zaten er nog in…
…bevroren weliswaar, maar dat - meende ik - was alleen maar goed. Het betekende dat die handige jongens van hiernaast de samenstelling van de brokken niet hadden gewijzigd om – ik blijf bij de materie – mij zand in de ogen de strooien.
De klonten aarde, zo was en is mijn stellige overtuiging, kunnen mij stevig op weg helpen naar de oplossing van het mysterie van de verdwenen spullen. Hoezo? Omdat ze snippers verbrand materiaal kunnen bevatten! Ze waren erbij, die gasten van hiernaast, en wel gloeiend.
Maar toen… Toen ik de juten zak over mijn rug gooide, voornemens de terugweg aan te vangen, klonk er een enorm gerommel van boven. Ik keek omhoog en zag een losgeraakt stuk sneeuw naar beneden donderen...
…Nu dat weer! Ik schudde de sneeuw woest van me af en keek nog eens omhoog, om te zien of er nog meer zou volgen. Een ijspegel vloog op me af en schampte mijn gezicht om vervolgens als een dolk in de punt van mijn laars overeind te blijven staan…
…Ik vloekte en toen ik weer op keek kreeg ik de schrik van mijn leven en wist ik dat ik geen andere keus had dan me nog rapper uit de voeten te maken dan de vorige keer. Ik klom langs de regenpijp omhoog, zonder juten zak, maar met een film in mijn hoofd die gefastforward werd…
…Het ging over mijn Turkmeense vrouw die niet meer met mij praat, maar nog steeds een verre oom heeft die een pot goud begroef in zijn tuin, maar niet meer weet waar en daardoor kierewiet is geworden…
...En over mijn dochtertje die gisteren aan mij vroeg ‘papa, klopt het dat de apen vroeger mensen waren?’, maar die verder vooral dingen mompelt in een taal die ik niet versta, maar mijn vrouw wel…
…Het ging ook over mijn onschuldig ogend zoontje die de laatste tijd de rare gewoonte heeft al zijn knuffels overal mee naar toe te nemen en ze dan op een rij te zetten, in vaste volgorde nog wel, Donald Duck links, Bumbalu rechts en de rest ertussen…
…en ik dacht aan mezelf en aan mijn ambities, mijn dromen, de tikkende klok en de tijd die ik aan het verliezen was met het najagen van verloren huisraad, alsof ik niets anders te doen heb!
En ik dacht aan de Poolse klusjesman. Hij leek van het toneel verdwenen. Maar het was toch echt zíjn silhouet dat ik zag staan achter het keukenraam van de buren.
En het blafte…
Ik kreeg een appje van een vriend van mij, u weet wel die met die Afghaanse vrouw. Hij zond een foto waarop te zien was dat hij de vlag had uitgehangen. Heb ik iets gemist?, appte ik terug. De avondklok wordt afgeschaft, zei hij, het is bevrijdingsdag.
Hij refereerde aan een rechterlijk vonnis dat alweer achterhaald lijkt. Zijn dochtertje stond ook op de foto. Ze keek met grote ogen naar de vlag die papa aan het huis had gehangen. Ik belde hem. ‘Verklaar je nader’, zei ik, ‘waarom sleep je je dochter mee in deze virushetze?’
Het is belangrijk dit soort momenten te markeren, was zijn repliek. ‘Dit is historisch, Schiffers. Waar was jij toen de burgers de macht teruggrepen? Dat wordt straks de vraag die jij moet beantwoorden. Wat vertelde jij tegen je kinderen? Aan welke kant stond jij?’
Eerlijk gezegd heb ik wel wat andere zaken aan mijn hoofd, probeerde ik. Maar hij luisterde niet. ‘Dit gaat verkeerd aflopen’, zei hij. ‘Nu is iedereen nog tam. Maar straks is iedereen zijn baan kwijt en breekt de pleuris uit. Uiteindelijk krijgen we oorlog, wat ik je brom.’
We maken thuis wel eens grappen over Mister Afghanistan (laat ik hem zo maar even noemen). Dat ie op een dag doorslaat en opgepakt wordt. Dat de pers ons komt vragen of we niets zagen aankomen. En dat we dan zullen stamelen: ‘Hij was wat onrustig de laatste tijd, maar dit?...’
Laten we het hem niet kwalijk nemen. Enige tijd terug besloot hij het aantal plezierreisjes dat hij onderneemt ieder kalenderjaar met één op te voeren. We hebben het dan niet over tripjes naar België of Duitsland. Denk exotisch. Tadzjikistan. Saudi-Arabië. Rwanda. Dat werk.
Als advocaat kan hij zich dit soort hobby’s veroorloven. Hij stond inmiddels op dertien reizen per jaar voordat corona zijn hobby nagenoeg onmogelijk maakte. Nu moet ie weer helemaal opnieuw beginnen. Treurig.
Je kunt de mensheid in veel kampen verdelen en het is belangrijk dat u dat doet. Zie de mensheid als een groot vel papier. Je scheurt het in tweeën en gooit de ene helft weg. Dat zijn de mensen waar je niet mee verder wilt. Dat doe je dan nog eens en nog eens. En nog eens.
Uiteindelijk houd je een select groepje over. Het stukje papier is te klein geworden om nog een keer in tweeën te scheuren. Hier zul je het mee moeten doen. Deze mensen blijven bij je. Dit zijn de uitverkorenen. De rest heb je weggescheurd. Daar verlies je geen tijd meer mee.
Het is iets ingewikkelder natuurlijk. Want voordat je gaat scheuren moet je opschrijven hoe je het papier gaat verdelen. Je schrijft bijvoorbeeld op de ene helft ‘excentriekelingen’ en op de andere helft ‘doorsneevolk’. Je scheurt en gooit de grijze muizen weg.
Dan schrijf je op de ene helft van het resterende stuk papier, waar dus al ‘excentriekelingen’ op staat, ‘kan over voetbal praten’ en op de andere helft ‘heeft er de ballen verstand van’. Je scheurt en gooit de niet-voetballers weg.
Daarna verdeel je het stuk papier met excentriekelingen die verstand hebben van voetbal in een helft die ook nog eens wat te vertellen heeft over literatuur, terwijl de andere helft in de regel geen boek aanraakt. Die tweede helft verdwijnt dan ook in de prullenbak.
Enfin, u begrijpt het nu wel. De voorbeelden zijn niet geheel willekeurig tot stand gekomen. Het zijn scheidslijnen die ikzelf heb aangebracht. En let wel. Dit gaat over mannen. Bij vrouwen hanteer ik heel andere criteria, maar daar zal ik u niet mee vermoeien.
Uiteindelijk bracht ik nog een scheiding aan, namelijk die tussen mensen met een stevige mening en de twijfelaars. Die laatste gooide ik weg. Want twijfelaars, zo vond ik, dat zijn lafaards. Daar ga ik mijn tijd niet aan voldoen. Maar ik ben daar niet meer zo zeker van.
Mister Afghanistan heeft al mijn scheurpartijen overleefd. Hij is een rusteloze zonderling - zoals ik ze graag zie -, weet wat buitenspel is, leest geregeld een boek en heeft overal een uitgesproken mening over, ook over zaken waar hij zich niet in verdiept heeft.
Ik zou met hem mee moeten ageren tegen de coronamaatregelen of juist het tegenovergestelde moeten doen. Maar ik doe geen van beide. Want ik weet het niet. Het liefst zou ik weglopen. Met mijn gezin naar Lapland verhuizen of zo.
Ik zou over corona willen praten met andere twijfelaars. Maar ik ken geen twijfelaars. Want die heb ik allemaal weggegooid. Ik zit opgescheept met lieden die alles zeker weten en waarvoor ik mijn twijfels moet verbergen. Anders gooien ze mij nog weg.
Aan de ene kant is het logisch. Naarmate je meer weet, zie je dat de dingen niet zo zwart-wit zijn als je lang hebt gedacht. Tegelijkertijd is dat zeer onbevredigend. Want het maakt het leven veel ingewikkelder. Wat is dan nog de meerwaarde van ouder worden en kennis vergaren?
Los daarvan zijn er mensen – zoals Mister Afghanistan – die alleen maar zekerder van hun zaak worden naarmate ze ouder zijn en meer gelezen hebben. Wat hebben zij meegemaakt en ik niet? Tot welke informatie hebben zij toegang en waarom blijf ik daarvan verstoken?
Soms twijfel ik zelfs aan mijn eigen waarnemingen, behoorlijk zorgelijk voor een journalist. Ik weet zeker dat ik spullen kwijt ben en dat ik een adequate lijst van potentiële daders heb opgesteld. Maar sinds ik een spook (?) zag in de keuken bij de buren, staat niets meer vast.
Ik heb teveel onderzocht. En nu is alles drijfzand. Mijn juten zak met ligt nog op het perceel van de buren. Maar ik durf niet eens te gaan kijken vanaf ons dakterras, laat staan dat ik overweeg nog eens af te dalen. Dus die zak, de ‘smoking gun’ van dit verhaal, is verloren.
En ik slaap weer bij mijn Turkmeense vrouw in bed. Niet dat ze met me praat. Het zwijgen duurt voort. Maar alles is beter dan alleen op de bank in de woonkamer.
Daar, zo dicht bij het dakterras vanwaar je via een regenpijp bij het horrorperceel van de buren kunt komen, zou ik geen oog meer dichtdoen.
Uiteindelijk gaat het om wat de Engelsen ‘grit’ noemen. Het is een term die zich lastig laat vertalen. Het heeft van doen met moed, karakter, doorzettingsvermogen. Wie ‘grit’ heeft, gaat niet noodzakelijkerwijs een eenvoudig leven tegemoet. Maar hij zal nooit verslagen zijn.
Wat mij aantrok in de journalistiek is het competitie-element. Het jagen op primeurs. De redactie verlaten in de wetenschap dat je een verhaal hebt geschreven dat voor opschudding zal zorgen. En voor knarsende tanden op andere redacties: waarom hebben wij dat verhaal niet?
In het verleden had ik geregeld primeurs. Ze kwamen meestal tot stand doordat ik een op het oog volledig afgekloven item nog even bij de hand nam. Ik trek graag aan dode paarden, weet u nog? Vaak bleek er toch nog meer leven in te zitten dan gedacht.
Maar het is alweer een tijdje geleden dat ik ‘gescoord’ heb. Natuurlijk, ik heb het mezelf niet makkelijk gemaakt door naar het buitenland te vertrekken. In Nederland ken ik de weg en weten mensen mij te vinden. In het buitenland is alles nieuw voor mij…
…en ben ik een journalistje van een krantje dat verschijnt in een taal die bijna niemand spreekt. Waarom zou iemand in de internationale context waarin ik me tegenwoordig beweeg míj uitkiezen om een boodschap naar buiten te brengen?
Toch is dit te makkelijk. Iemand met ‘grit’ zou zich bewust zijn van dit probleem, maar het er niet bij laten zitten en er simpelweg een schepje bovenop doen. Doe ik nog wel genoeg mijn best? Ben ik aan het indutten? Verlies ik mijn interesse in het vak?
Na je vijftigste begint de afbraak van spieren, zeggen ze. Je kunt trainen wat je wil, maar je wordt slapper. Je mag hopen dat daar intellectuele groei tegenover staat. Maar dat helpt je niet per se bij de jacht op primeurs…
…Want intellectuele groei kan je blasé maken. Zo van: ik zag dit eerder, ik weet hoe dit afloopt. Een funeste houding voor een journalist natuurlijk. Je ziet oudere journalisten vaak verhuizen van het nieuwsfront, naar de achtergronden, de analyses, de commentaren…
…maar daar voel ik me zo mogelijk nog minder thuis. Een achtergrondartikel schrijven is leuk, mits het ook nieuws bevat, dingetjes die de mensen nog niet wisten. Maar dan kun je net zo goed een nieuwsartikel schrijven…
…En met analyses en commentaren heb ik helemaal niets. Voor sommigen is dat het summum van de journalistiek. Eerst heb je het nieuws, dan komt de analyse, en dan – tot slot – mag je er iets van vinden. Maar ik wantrouw de mensen die hier fulltime mee bezig zijn…
…Ik heb er teveel twijfels voor. De tijd dat ik overal een uitgesproken mening over had, ligt achter me. Ik weet niets meer zeker, behalve dan dat ik een nieuwe impuls nodig heb, iets waar ik mezelf in kan verliezen, een nieuw verhaal. Om mijn tanden in te zetten.
Het zal de #corona wel zijn. In het begin verzette ik me tegen alle maatregelen. Ik vond het zwaar overtrokken en nam me voor me er niets van aan te trekken. Maar ook ik loop tegenwoordig gemuilkorfd met een mondkapje door de straten van het dorp…
…en ik kom nergens meer. Ik ben teruggeworpen op mijn huis, mijn gezin, de Poolse klusjesman die af en toe langskomt en wat exotische buren met bizarre hobby’s en snode plannetjes. En dat allemaal in een periode waarin ik vijftig ben geworden. Geen wonder dat ik ze zie vliegen.
Toen we aan het einde van vorig jaar ideeën bespraken voor de kranten rond de jaarwisseling, opperde ik een coronavrije editie. Ik stelde voor dat we een krant zouden maken waarin het woord ‘corona’ niet zou voorkomen. Een krant vol dode paarden, dat wilde ik.
Ik vermoedde dat we de mensen er een plezier mee zouden doen. Ik meende dat de mensen, net als ik, het c-woord niet meer kunnen horen. Ik was ervan overtuigd dat wat wij er nog over te zeggen hebben ook al in andere kranten staat…
…en dat wij dus vrij spel hebben als we ons op andere onderwerpen storten. We kunnen een krant maken vol primeurs, bepleitte ik. We kunnen ervoor zorgen dat ze bij de andere kranten een jaar lang denken: waarom hebben wij dat niet gedaan?
Maar ik kreeg er de handen niet mee op elkaar. En nu zit ik hier op een zaterdagavond in februari. Het was bijna twintig graden vandaag. Vorige week stonden we nog op het ijs. En dan zijn er mensen die niet geloven dat er van de ene op de andere dag een wc-deksel is verdwenen.
Ze menen dat zoiets niet kan. Tsss.
Pssst, ik ben het, ‘Miss Turkmenistan’. Vrouw van. Ik heb dit account gehackt. Nu ja... Hacken is een vorm van stelen wat zou inhouden dat ik iets nam dat niet van mij is. Maar zijn account is mijn account. Mathijs en ik zijn getrouwd in gemeenschap van goederen, weet u nog?
We zijn getrouwd op een winderig Deens eilandje. Mathijs vond het wel wat hebben. Er was een lokale keuterboer als getuige. Absurdistisch! Mathijs houdt daar wel van. En ik geloof dat ie het ook wel romantisch vond - wij met zijn tweeën, zonder familie en vrienden.
Wat meer toeters en bellen had van mij wel gemogen. Als wij in Turkmenistan trouwen, dan nodigen we de halve stad uit en geven we elkaar heel veel goud. Sommigen begraven dat in hun tuin en vergeten dan waar, waarna ze een inzinking krijgen. Zoals mijn lieve oom inderdaad...
Voor Mathijs hoeft al die poespas niet zo. Ja duhuh!, zeg ik dan. Hij was al eens getrouwd met een spetterende bruiloft en al. Dat heeft ie jullie vast niet verteld. Mathijs praat niet graag over zijn mislukkingen. Ach, wie wel…
Anyway, hij heeft me beloofd dat ik mijn feestje nog krijg. Ik wacht nog steeds… Net zoals ik nog steeds op mijn aquarium wacht, haha. Je hoort mij niet klagen. Ik kom van ver, ik heb al aardig wat progressie geboekt. Ik wil meer. Maar ik heb geleerd om geduldig te zijn…
Mathijs en ik hebben elkaar ontmoet in Arrecife op het Canarische eiland Lanzarote. Mathijs zou daar eigenlijk met zijn eerste vrouw naartoe gaan. Maar ze lagen in scheiding, daarom was hij er alleen.
Ik had hem al zien liggen op het strand, helemaal in zijn uppie. Hij had een boek in zijn hand, een dik boek, geschreven door een man met een baard. Knausbaard of zoiets. Maar volgens mij keek hij meer naar mij in mijn bikini dan dat hij las. Mijn intellectueeltje. Image
Ik dacht eerlijk gezegd dat Mathijs een Duitser was. Op de boulevard sprak ik hem aan. ‘Ola’, zei ik, om een beetje in vakantiesferen te blijven. Dus niet ‘ciao’, zoals hij jullie heeft verteld. Correct citeren blijft lastig voor Mathijs. Mijn journalistje.
Toen ik de eerste keer bij hem in bed kroop, vroeg ik hem iets voor te lezen uit dat boek dat ie bij zich had. Ik wilde een gezellige avond, wat knuffelen, niets anders. Een beetje voorlezen leek me een goede start. Maar ja, mannen en knuffelen…
Mathijs, zo meende ik, heeft hulp nodig, iemand die voor hem zorgt. Hij oogde zo verloren, u had hem moeten zien. Hij was ook al wat ouder, 43 geloof ik. Ik was nog geen dertig. Maar hij zag er goed uit, afgetraind, als een man die zichzelf geen rust gunt.
Je kon zien dat ie ooit populair geweest moet zijn bij de meisjes. Zijn gezicht was getekend. Maar dat mag ik wel. Hijzelf ook. Soms betrap ik hem als ie voor de spiegel staat en zijn wangen naar beneden trekt. Je ziet hem dan tevreden denken: ik heb gelééfd, mensen, gelééfd…
Mijn avonturiertje. Hij zei niet zoveel, heeft nooit veel gezegd. Ik vind dat prettig. Praters vertrouw ik niet zo. Druktemakers, noemt Mathijs ze altijd. Toen we weer thuis waren – hij in Londen, ik in Bochum – hebben we veel geskypet. Ik praatte, hij luisterde.
Na een paar maanden besloot ik dat het genoeg was. Hij zou nooit de eerste stap zetten, dus moest ik het doen. Ik boekte stiekem een vlucht naar Londen en ging op zoek naar zijn woning. Ik had een adres en ik had googlemaps.
Maar ik sprak nauwelijks Engels en moest wel kaartjes kopen voor de metro en zo. Ik was zenuwachtig, wist dat Mathijs boos zou zijn, maar hoopte dat hij zou smelten als hij in mijn donkere woestijnogen zou kijken. Wat ook gebeurde.
Ik was amper twintig toen ik Turkmenistan verliet om au pair te worden in Duitsland. Wij hadden in die tijd nauwelijks internet, dus ik wist niet wat me te wachten stond. Ik wist wel wat ik had en daarmee wist ik genoeg.
Ik droomde over Westerse ridders op witte paarden. Die paarden, zo wist ik, zullen minder goed zijn dan de paarden die wij in Turkmenistan hebben. Maar waarschijnlijk zijn de ruiters beter. Dat hoopte ik althans.
Als je me toen had gevraagd mijn ideale man te omschrijven dan had ik niet het evenbeeld van Mathijs geschetst. Komaan zeg, ik wist niet dat zoiets bestond. Ik had geen ervaring met mannen die zo obsessief bezig zijn met persoonlijke groei dat het alles verlamt.
Hoe de Turkmeense man is? Onhandig en lui, maar bedreven in het maken van verkeerde keuzes die je lang blijven achtervolgen. En uiteindelijk gaan ze allemaal vreemd. Je bent continu alert zonder dat het wat uitmaakt.
Soms mis ik Turkmenistan. Nu ja, dat klopt niet helemaal. Ik mis Turkmenistan eigenlijk niet. Alles is moeilijk daar. Maar wij hadden vroeger een datsja waar we op vrije dagen heen gingen en vers fruit aten. Ik was nog jong en wist niets. Dát mis ik.
Mathijs is een moederskindje. Dat zijn de meeste mannen. Maar bij Mathijs is het wat extremer. Hij lijkt soms wel een Italiaan. Gisteren besloot ik toch maar weer eens met hem te praten. Mijn zwijgen, dat hij verdiend had, had lang genoeg geduurd.
Waarom ga je niet effe naar je moeder, zei ik, een paar dagen weg. Ik mag de grens niet over, zei hij, alleen voor essentiële reizen. Dit IS een essentiële reis, zei ik, wil je anders dat ik een briefje schrijf dat je aan de grens kunt laten zien?... Uiteindelijk is hij gegaan.
Het #dekseldrama is hem boven het hoofd gegroeid. Mijn man heeft hang naar dramatiek. Maar hij heeft een Russisch sprekend dochtertje, een onschuldig ogend zoontje en een exotische vrouw die veertien jaar jonger is. Waar is het drama, beste mensen? Ik zie het niet.
Mathijs mag niet veel praten met de mensen om hem heen, des te meer praat hij met zichzelf. Ik kwam daar pas achter toen we gingen samenwonen, zoals ik veel dingen pas ontdekte toen we gingen samenwonen. Dan hoorde ik hem praten in een ander vertrek…
…en dan dacht ik: tegen wie heeft ie het toch? Tegen niemand dus. Ik wist niet of ik dat grappig moest vinden of verontrustend. Ik heb wel eens proberen te luisteren naar wat ie zoal te vertellen heeft als ie alleen is. Vaak lijkt het alsof ie ergens boos om is…
…maar precies weten doe ik het niet, want Mathijs mompelt en is niet zo goed te verstaan. Je kunt zien dat ie in zichzelf praat, maar je kunt 't eigenlijk niet horen. Het is maar goed dat ie tegenwoordig een mondkapje op heeft. In zo’n dorp gaan ze er anders nog iets van denken.
Hij kan ook zo vergeetachtig zijn. Verstrooid is een beter woord. Soms zoekt ie zijn leesbril terwijl die op zijn neus staat. Op zijn neus! Ik belde hem eens en ik hoorde dat ie stress had. Wat is er, vroeg ik, je bent zo onrustig. Ik kan mijn telefoon niet vinden, zei hij…
Ik heb het #dekseldrama gevolgd en ben niet kwaad om dingen die Mathijs over mij heeft gezegd. Ik vind dat een schrijver op papier mag doen en laten wat ie wil en daar ga ik niet anders over denken als het resultaat me niet bevalt.
Maar bij Mathijs willen fictie en werkelijkheid nog wel eens door elkaar gaan lopen. Dat hoofd van hem mag weinig geluid produceren, dat wil niet zeggen dat het daarbinnen stil is. Hij heeft een rijke fantasie. De feiten zijn de basis, maar hij verzint er graag wat dingen bij…
…op een gegeven moment weet ie dan niet meer wat echt is en wat niet. Dat ie daar nog nooit mee in de problemen is gekomen... Ik dacht altijd dat journalisten alleen dingen mogen verkondigen die waar zijn. Of dingen waarvan de president heeft bepaald dat ze waar zijn, nog beter.
Bij ons in Turkmenistan zeggen ze: de muren hebben oortjes. Ik had graag gehoord wat Mathijs allemaal met zichzelf te bespreken had toen hij bivakkeerde op de bank in de woonkamer die grenst aan het dakterras vanwaar je via een regenpijp het perceel van de buren kunt bereiken…
…Maar ik weet het niet. Denkt hij werkelijk dat die gasten van hiernaast iets van doen hebben met de verdwenen wc-deksel en de geconfisqueerde boeken? Of dacht hij: wow, dat is een goeie vondst, als ik hen ook in het verhaal verwerk en zeg dat ze graag vuurtjes stoken…
…dat ze brandbaar materiaal nodig hebben voor hun hobby, enzovoorts. Vergezocht natuurlijk. Maar feit is wel dat het allemaal begon met een lekkage die ontstond nadat ZIJ een dakgoot niet goed schoongemaakt hadden, waarna het water bij ons naar binnen kwam…
…en de Poolse klusjesman ontboden werd om een muurtje te schilderen en spotjes te wisselen, ook in het toilet, waarbij hij mogelijk op het wc-deksel is gaan staan, waarna deze brak en hij hem mee naar huis nam, omdat ie dacht dat het probleem daarmee verholpen was.
Volgt u mij nog? Mathijs zit nu bij zijn moeder. Zij lult hem de oren van de kop. Na verloop van tijd zegt zij dan: je kunt zo goed luisteren, je bent de beste luisteraar van de drie. Maar hij heeft niets gehoord van wat ze gezegd heeft. Want hij zit met zijn hoofd ergens anders.
Maar over een paar dagen komt hij terug en dan moet dit hoofdstuk afgesloten zijn. Mathijs moet weer aan de slag. #Corona. #AstraZeneca. Zelfs #Brexit. Hij verliest al fans op Twitter. Ze zeggen dat ze hem niet volgen om over wc-deksels te lezen. Image
Dit kan zo niet langer. Wie over huishoudelijke onbenulligheden wil lezen en over doldwaze avonturen, kan beter mij volgen: @MissTurkmenist1. Mathijs moet terug naar de journalistiek. Met een vleugje fictie, vooruit dan.
Dus ik heb online een x-aantal exemplaren van zijn boeken op de kop getikt en de kast weer aangevuld. Het was een fluitje van een cent. Ik kon zelfs afdingen. Wat zal Mathijs blij zijn als hij weer naar hartenlust kan bladeren door zijn eigen werken. Mijn schrijvertje.
En ik vroeg de Poolse klusjesman of hij nog een wc-deksel heeft voor ons. Genoeg, zei hij, genoeg. Had ik dat eerder geweten… Maar ik besloot dat dit niet het moment was om op alle slakken zout te leggen, temeer niet daar mijn dochtertje met een envelop de kamer in kwam rennen…
…Post uit Turkmenistan. Van mijn tante. Ik opende de envelop en las een warm dankwoord. ’Je oom is zo blij’, stond er, ‘voor jullie is zo’n deksel misschien een kleinood, maar voor ons betekent het heel veel. Hij heeft de hele straat uitgenodigd om te komen kijken…’
Voor het eerst in lange tijd voelde ik heimwee.

• • •

Missing some Tweet in this thread? You can try to force a refresh
 

Keep Current with Mathijs Schiffers

Mathijs Schiffers Profile picture

Stay in touch and get notified when new unrolls are available from this author!

Read all threads

This Thread may be Removed Anytime!

PDF

Twitter may remove this content at anytime! Save it as PDF for later use!

Try unrolling a thread yourself!

how to unroll video
  1. Follow @ThreadReaderApp to mention us!

  2. From a Twitter thread mention us with a keyword "unroll"
@threadreaderapp unroll

Practice here first or read more on our help page!

More from @MJSchiffers

Jul 11, 2022
EU-gebouwen hebben enkele dingen gemeen: ze zijn groot, je struikelt er over de vlaggen, je komt er moeilijk in en nog moeilijker uit. Het EU Hof van Justitie te Luxemburg is daarop geen uitzondering. Zo meteen begint hier de zaak over de #SuperLeague.

fd.nl/politiek/14446…
Veel lidstaten gebruiken hun sprekersrecht vandaag in Luxemburg tijdens de #SuperLeague zaak - die ruwweg draait om de vraag of Uefa en Fifa dit initiatief de nek om mochten draaien - maar Nederland ziet er vanaf zijn zegje te doen.
Overigens ging SL-zaak vanmorgen vooraf door vglbare kwestie over schaatsers. Mocht schaatsbond ISU de Nederlanders Tuitert en Kerstholt dreigen met levenslange schorsing vanwege deelname aan wedstrijdje in Dubai? Op 15/12 volgt conclusie adv-generaal.

fd.nl/weekend/138142…
Read 20 tweets

Did Thread Reader help you today?

Support us! We are indie developers!


This site is made by just two indie developers on a laptop doing marketing, support and development! Read more about the story.

Become a Premium Member ($3/month or $30/year) and get exclusive features!

Become Premium

Don't want to be a Premium member but still want to support us?

Make a small donation by buying us coffee ($5) or help with server cost ($10)

Donate via Paypal

Or Donate anonymously using crypto!

Ethereum

0xfe58350B80634f60Fa6Dc149a72b4DFbc17D341E copy

Bitcoin

3ATGMxNzCUFzxpMCHL5sWSt4DVtS8UqXpi copy

Thank you for your support!

Follow Us!

:(