Aan het lezen. Over een wetenschap van turbulente golven in plaats van een mechanica van solide objecten. 
Pleidooi voor een hernieuwd atomisme op basis van Democritus en Lucretius: "Pour comprendre l'entreprise atomiste et non la réputer absurde et archaïque, il faut abondonner le cadre général de méchanique des solides." (14)
Het mensbeeld uit de vroege atomisten en de latere thermodynamici: “Je suis moi-même écart, et mon âme décline, mon corps global, ouvert à la dérive. Qui suis-je? Un tourbillon.” (50)
En hier vind ik voor de eerste keer het verband tussen het stromende lichaam (Lucretius) en het lichaam als netwerk (Leibniz): "Le corps, creux et plein, est formé d'un reseau (netwerk) conjonctif où le ruissellement (stroom) est sans cesse capté." (52-3)
Eeuwige beweging is de stabiele wet; continu worden er 'golven' uitgezonden naar de zintuigen. "Tout coule, les objects sont sources. (..) L'espace perceptif est dense d'ondes. Toutes choses sont émettrices sans intterruption et tous azimuts" (vanuit alle richtingen). (63)
Geredeneerd vanuit de 'wetenschap van turbulente golven' kunnen we volgens Serres zonder bezwaar een materialist zijn: "L'âme est corps matériel, le corps est une chose, le sujet n'est qu'object, la physiologie, ou la psychologie n'est qu'une physique."
Het 'Ik' is een draaikolk, de wereld is een draaikolk van draaikolken: "Le monde est tourbillon de tourbillons, entrelacs (vlechtwerk) ou lacis de flots (netwerk van golven). Conjonctif et fluent." (65)
Natuurwetenschap kent volgens Serres twee onderdelen: "Une théorie générale des voies et des chemins, une théorie globale du flot" en "une topologie de ce qui ruiselle à travers le lacis".
In de mechanistische wetenschap is de natuur meetbaar, overmeesterd: neem alles weg en ik kan zien. De wetenschap van de turbulente golven laat natuur zoals ze is, "hasardeuse et complexe" (66).
Niet alleen levende wezens gaan dood, maar ook de wereld zelf. “Il est mortel ici. Comme tout autre corps ou tout autre tissu, comme notre notre âme tissulaire.” (69)
Over de Aarde: “elle exhale des nuées de poussière (stofwolken); délayée par les pluies, balayée par les vents et les eaux, elle perd, elle coule.” (72)
Het lichaam is een motor (een machine van vuur of vloeistof) geworden met de Industriële Revolutie: “Le moteur, c’est-à-dire le producteur du mouvement par un écart à l’equilibre aux sources.” (81)
Tegenwoordig lees ik vaak dat we van het weer naar het klimaat moeten
gaan, bij Serres moeten we juist weg van het klimaat en terug naar het weer: "Je ne parle pas du climat, mais des météores: nuages, pluies, et trombes (..) direction et force du vent, maintenant et ici." (85)
gaan, bij Serres moeten we juist weg van het klimaat en terug naar het weer: "Je ne parle pas du climat, mais des météores: nuages, pluies, et trombes (..) direction et force du vent, maintenant et ici." (85)
De filosofie van het lichaam als open systeem vinden we bij Lucretius, maar ook bij Epicurus en zelfs bij Descartes' animale geesten: "Le corps, système ouvert, est le lieu ou le siège d'un échange de flux; ils y entrent, ils en sortent." (88)
Ah, een schema! Boven: neiging naar evenwicht: atomen vallen en gaan uit elkaar. Onder: afwijking van evenwicht: atomen wijken af (clinamen) en vormen complexiteit (aggregation). (96)
Wetenschap gaat dus niet over de orde der dingen, maar over de uitzondering, het onwaarschijnlijke, de kleinste afwijking. “L’ordre c’est l’équilibre, la mort, et le chaos. La science n’est pas du général, mais du rarissime” (het zeldzame). (98) Wow.
Waarom we over het weer (meteora) en niet over het klimaat moeten spreken, schrijft Serres in 1977. Klimaat is geen cycloon, niet turbulent en niet open; het is een schema, een model, niet iets wat zich voor onze ogen voltrekt. (108)
Duidelijke link tussen Lucretius en moderne informatietheorie: "Fluides objects, flux pour le toucher, l'odeur, le son, la vu, fluxions qui font de tout corps un émetteur, un recepteur, un vecteur." (119)
Geen enkel object is solide/compleet: "L'organisme est un vase à lacunes (schip met gaten), la terre est ensemencée de cavernes (bezaaid met holen), le monde n'est ni plein, ni dense, ni compact." (120)
De lichaamsmetaforen zijn prachtig hier: de aderen door het weefsel, de huid is poreus, het hele lichaam zweet, voeding bereikt onze tenen, allemaal door de holle 'passages' die het netwerk heeft. (120)
Over de vormen (eidos) van Plato: "Les formes idéales de la géometrie ne sont pas transparentes, invariantes et vides, elles sont denses et compactes, pleines presque à saturation, d'un tissu complexe." (130)
"Savoir n'est pas voir, c'est prendre contact, directement, avec les choses: et d'ailleurs elle viennent à nous. [..] Phénoménologie de la caresse, le savoir volupté." (134)
"La chute, des atomes et des corps non équilibrés, la formation des flux, des écoulements turbulents, le feu. Ce sont elles qui sont chargées de la naissance de toute choses, et des vivants." (151-2)
Over een wetenschap van Venus (harmonie) ipv Mars (destructie): "Vénus n'est pas transcendante, comme les autres dieux, elle est immanente à ce monde, elle est l'être de la relation. Elle est la relation [..] Elle inspire l'inclinaison, elle est l'inclinaison." (153)
De dingen komen steeds opnieuw tot stand, net als hun tijd: "Et les horloges apparaissant ces objets mêmes. Spiralées, décalées. Le monde lucrétien est entropique, globalement, et, par poches tourbillonnaires, négentropique." (155)
Over een wetenschap waarin de mens niet de vijand is van de natuur, maar de natuur zelf: "Epicure et Lucrèce vivent un univers reconcilié. Je suis le trouble, un tourbillon, dans la nature turbulente. Mes rides (rimpels), sur le front, sont les mêmes que celles de l'eau." (162)
"La violence est une composante majeure des relations entre les hommes. Elle est là, peut-être fatale, peut-être notre destin et notre plus grande risque." (163) Hier wordt het verlangen naar harmonie (thema in Serres' hele oeuvre) duidelijk.
"Chaque atome, en son lieu, chute et se précipite (valt en haast zich). Et voici le désordre. Le désordre hétérogène (..) qui est, sans aucun doute, la matrice du tout." (169)
"Le chaos ne cesse jamais. Il est toujours, et toujours là. Le monde né, ou la nature, ne supprime pas le nuage atomique. Le chaos stochastique est producteur." (170)
Over ruimte: "L'orientation est un invariant du topos. La sémiotique est tout d'abord une topologie. L'espace est un champ de vecteurs, de flèches qui indiquent le sens." (179)
Betekenis is ook atomistisch: "Le sens apparaît dans le local, ici, là, hier, demain. Petite diagonale locale qui échappe au un monotone et au tout saturé. Le sens est particulier, il est poche. Le sens est la singularité." (181)
Iets bestaat, niet vanwege vorm of creatie, maar vanwege de kleinst mogelijke afwijking: "Pour qu'il existe quelque chose plutôt que rien, il faut une fluctuation de ce flux uniforme, il faut un écart par rapport à cet équilibre." (183)
"Les choses et les mots sont des tables néguentropiques, par la déclinaison elles échappent aux flux irréversible de la dissolution". (185) Wel ontroerend om dit te lezen van iemand die net is overleden.
Zo tegen het einde vh boek denk ik na over wat Serres eigenlijk doet. Als filosoof neemt hij bètawetenschap heel serieus. Zelfs zó serieus dat hij de verborgen Platonisch/Cartesiaanse vooronderstellingen, die blijkbaar ook talloos zijn in de bètawetenschap, wil elimineren.
En dit doet hij aan de hand van, nota bene, een gedicht, een gedicht van Lucretius waarin een atoomtheorie beschreven staat. Met Lucretius geen Hiroshima, is de boodschap die door het hele boek ademt.
@threadreaderapp unroll
